
van de gapingen tusschen de onderscheidene groepen van elke klasse,
Aan de zelfde oorzaak mögen wij zelfs de scheiding tusschen geheele
klassen toeschrijven — bij voorbeeld die tusschen de vogels en alle
andere gewervelde dieren — door te gelooven, dat vele oude vormen
des levens volkomen verloren zijn gegaan, oude vormen, door welken
de eerste stamvaders der vogels voorheen waren verbonden met de eerste
stamvaders van de andere klassen der overige, destijds weinig verschil-
lende gewervelde dieren. Daarentegen zijn er minder van die vormen
des levens uitgestorven, welke eens de visschen met de batrachiers verbonden.
In nog mindere mate is zulks het geval geweest bij eenige
andere klassen, zooals bij die der schaaldieren, want bij deze zijn de
meest verschillende vormen nog samen verbonden door een langen en
slechts gedeeltelijk verbroken keten van verwantschappen. Het uitsterven
heeft de groepen slechts gescheiden; zij heeft geenszins de groepen ge-
maakt. Want indien elke vorm, die ooit op aarde heeft geleefd, eens
plotseling weder verscheen, zou het mogelijk zijn een natuurlijke rang-
schikking, ten minste een natuurlijke samenvoeging te maken; ofschoon
het volkomen onmogelijk zou zijn bepalingen te geven, waardoor elke
groep van andere groepen kon worden onderscheiden, wijl allen zouden
samensmelten en in elkander overgaan. Wij zullen zien, dat dit waar
is, indien wij al weder onze teekening ter hand nemen. De letters
A tot L verbeelden elf silurische geslachten, waaronder eenige zijn,
die groote groepen van gewijzigde nakomelingen hebben voortgebracht.
Elke schakel tusschen die elf geslachten en hun eersten stamvader, en
elke schakel tusschen alle takken en bijtakken van hun afstammelingen
moeten worden ondersteld nog te leven, en de schakels zoo fijn te zijn
als die tusschen de meest op elkander gelijkende rassen. In dit geval
zou het volkomen onmogelijk zijn een bepaling te geven, waardoor dn
onderscheidene leden van de verschillende groepen zouden kunnen
worden onderscheiden van hun onmiddellijke ouders en nakomelingen.
Desniettemin blijft de natuurlijke schikking op onze teekening in hare
waarde: alle vormen afkomstig van A of L zullen door de vererving.
iets gemeenschappelijks hebben. Twee takken van een boom kunnen
door ons worden onderscheiden, niettegenstaande zij op de plaats van.
splitsing slechts een waren. Wij kunnen, zeide ik, de onderscheidene
groepen niet bepalen, maar wij kunnen typen of vormen uitzoeken, die
de meeste kenmerken eener groep, zij möge klein of groot zijn, ver-
toonen, en zoodoende een algemeen denkbeeid verkrijgen van de
waarde der verschillen, die tusschen de groepen bestaan. Dat zou ons,
doel moeten zijn, als wij er ooit in konden slagen om alle vormen eener
klasse te verzamelen, die ooit in tijd en ruimte hebben geleefd. Zeker-;
lijk zal het ons nooit gelukken om zulk een volkomen verzameling te
maken. Desniettemin streven wij daarnaar in sommige klassen, en
Milne Edwards heeft niet lang geleden in een zeer schoone verhandeling
gewezen op het groote gewicht van het stellen van grondvormen of typen,
hetzij wij ai of niet de groepen kunnen scheiden, of bepalen waartoe
die typen behooren.
Eindelijk hebben wij gezien, dat de natuurlijke teeltkeus — die een
gevolg is van den strijd voor het bestaan en die bijna onvermijdelijk
aanleiding geeft tot uitsterving en tot uiteenspreiding der kenmerken
bij de vele afstammelingen eener heerschende stamsoort — een verklaring
geeft van dat groote en algemeene feit in de verwantschappen aller
bewerktuigde wezens, namelijk dat de groepen ondergeschikt zijn aan
groepen. Wij maken gebruik van de af komst om de individu’s van beide
seksen en van elken leeftijd, ofschoon zij weinig kenmerken gemeen-
schappelijk hebben, tot eene soort bijeen te voegen; wij bezigen de af-
komst om rassen bijeen te voegen, hoeveel zij ook van hun voorouders
mögen verschillen, en ik geloof, dat de afkomst de geheime band is,
dien de natuuronderzoekers onder den naam van het natuurlijk stelsel
hebben gezöcht. Uit het oogpunt, dat het natuurlijk stelsel, zoover
het kan worden gevonden, niets is als een stamboom, waarin de graden
van verschil tusschen de atstammelingen van den gemeenschappelijken
stamvader worden uitgedrukt door de woorden: geslachten, families, Orden,
klassen, kunnen wij de regels leeren kennen, welke wij bij onze
rangschikking moeten volgen. Wij kunnen nagaan, waarom wij zekere
punten van gelijkenis hooger schatten dan andere; waarom het ons
geoorloofd is gebruik te maken van rudimentaire of nuttelooze of van
uit een physiologisch oogpunt onbelangrijke werktuigen; waarom wij
bij het opsporen der betrekkingen tusschen een groep en een andere
analoge- of aanpassings-kenmerken volkomen verwerpen, en echter van
die zelfde kenmerken gebruik maken binnen de grenzen van de zelfde
groep. Wij kunnen begrijpen, hoe het komt, dat alle levende en uitgestorven
vormen samen in een groot stelsel kunnen worden gerangschikt,
en hoe de onderscheidene leden van elke klasse samen zijn verbonden
door de meest samengestelde en uiteenloopende verwantschappen. Wij,
zullen waarschijnlijk nimmer het dichte weefsel van verwantschappen