
kunnen worden gegroepeerd. Om dit duidelijk te maken, zal ik er bij-
voegen, dat er evenvele menschen zijn, die £ ä 1 decimeter langer zijn
dan de middelmaat, als menschen, die even zooveel korter zijn dan
deze. Eveneens is het gelegen met den omvang hunner borstkas, en
wij mögen aannemen, dat de gewone wet der variatie voor alle deelen
van elke soort onder haar gewone levensvoorwaarden is. Wij hebben
goeden grond om aan te nemen, dat bijna leder gedeelte van et
lichaam vatbaar is om onafhankelijk van andere te varieeren; want
dit is de oorzaak van het ontstaan der voor alle soorten karakten-
stieke individueele variaties. Nu komt het mij niet onwaarschijnliik
voor, dat bij een soort, die zieh in ongunstige levensomstandigheden
bevindt, als zij gedurende vele generaties of m zekere
streken in haar voeding beperkt is of in klein aantal optreedt, allen
of de meesten harer deelen een neiging zullen hebben, bij het
grootste aantal individu’s eer in de richting eener verkleinmg dan eener
vergrooting te varieeren, en dat dan de groepeering ten opzichte van
de middelbare grootte van eenig orgaan niet langer symmetrisch zou
ziin. In dit geval zouden die individu’s worden uitgeroeid, welke met
een vermindering in groolte en kracht van die deelen, van welke het
welvaren der soort afhangt, worden geboren, daar op den langen duur
slechts zuike individu’s in leven zouden blijven, welk die deelen van de
meest geschikte grootte bezaten. Doch op het in leven blijven van
geen hunner zou de grootere of kleinere vermindering van reedsm
grootte afgenomen en in hun functie werkelooze deelen mvloed oefe--
nen. Wij hebben aangenomen, dat onder de boven bedoelde ongunstige
omstandigheden een giooter aantal individu’s met eenig in grootte
verminderd bijzonder deel of orgaan wordt geboren, dan met een over-
eenkomstige vergrooting daarvan, en deze individu’s zullen, nadat hun
reeds verkleinde of onwerkzame deelen onder de krappe levensomstan-
digheden door het varieeren nog meer waren verminderd, met worden
uitgeroeid, maar zieh met de talrijke individu’s kruisen, welke het
lichaamsdeel in kwestie in omstreeks gemiddelde grootte bezitten, of
met de weinige, die het van grooter afmeting hebben. Het resultaat
van zulk een kruising zou in den hpop des tijds in de voortdurende
verkleining en eindelijk verdwijning van al zulke nuttelooze deelen be-
staan. Het lijdt geen twijfel, dat dit proces buitengewoon langzaam
zal plaats grijpen, maar het resultaat stemt volkomen overeen met het-
geen wij in de natuur zien; want het aantal vormen, die nog slechts
de meest armoedige sporen van verschillende organen bezitten, is
verbazend groot. Ik herhaal, dat ik deze hypothetische opmerkingen
slechts heb gemaakt met het doel om de aandacht op deze. zaak te
vestigen.
EE RS T E BI JVOEGSEL,
D O O R
G. H. DARWIN.
{TJit: >Nature”, 1873; Vol. VIII, blz. 505.)
Vertaald door d r . h. hartogh heys van zouteveen.
Mijn vader meent, dat hij zijn hypothetische verklaring, op welke
wijze nuttelooze organen kunnen afnemen en eindelijk verdwijnen, niet
duidelijk genoeg heeft gegeven. Ik zend u daarom met zijn toestemming
de volgende nadere uiteenzetting zijner meening.
Als iemand tegen een muur een loodrechte lijn trok en aan die lijn
de lengte van vele duizenden menschen van een zelfde ras mat, door
de lengte van elk daarvan door het indrijven van een nagel aan te geven,
dan zouden de nagels in den omtrek van een bepaalde hoogte dicht op
elkander staan, en de dichtheid hunner verdeeling zou daar boven en
daar beneden afnemen. Quetelet stelde proefondervindelijk vast, dat
de dichtheid der nagels op den een of anderen afstand boven het mid-
delpunt der opeenhooping gelijk is aan die op den zelfden afstand daar
beneden; hij vond ook, dat de wet van de afheming in dichtheid met
den afstand van de opeenhooping kon worden uitgedrukt door zekere
wiskundige formule, emtrent welke ik echter te dezer plaatse niet nader
behoef uit te wijden. Een dergelijke wet bestaat er met betrekking
tot den omvang van de borstkas, en men mag met eenig vertrouwen
aannemen, dat de veranderingen van elk orgaan bij de zelfde soort
symmetrisch om een dergelijk middelpunt, gelijk het bovengenoemde,
kunnen worden gegroepeerd.
In het navolgende zal ik kortheidshalve over de horens van het rund-
vee spreken, maar dat zal zoo zijn te verstaan, dat de zelfde redeneering,