
versehillen in de onderscheidene gewesten beheerschen. Dat blijkt door
vele feiten. De duur van elke soort en van elke groep van soorten is
onafgebroken, want de schijnbare uitzonderingen op dien regel zijn zoo
weinigen, dat zij veilig mögen worden geweten aan de omstandigheid, dat
wij nog niet in een tusschenlaag de vormen hebben ontdekt, die ons
ontbreken, maar wel die in boven- en benedenliggende lagen voorkomen.
Zoo ook in de ruimte: de omtrek, waarin een soort of een groep van
soorten woont, is onafgebroken: de uitzonderingen, die niet zeldzaam
zijn, mögen, gelijk ik heb trachten te bewijzen, daaraan worden gebeten,
dat er een verhuizing der soorten in vorige tijden onder andere om-
standigheden dan thans en door middelen tot vervoer, die zieh nu en
dan voordeden, heeft plaats gehad, en dat de soorten die sommige plekken
bewoonden, zijn uitgestorven, zoodat er open tusschenvakken ontstonden.
Beide, in tijd en in ruimte, bereiken soorten en groepen van soorten
een toppunt van ontwikkeling. Groepen van soorten, behoorende öftot
zeker tijdvak öf tot zekeren omtrek, worden somtijds door zeer onbe-
teekenende, maar sterk in het oog vallende kenmerken gekenschetst,
zooals door het uitzicht of door de kleur. Als wij de lange rij van ver-
loopene tijdperken beschouwen, en als wij het oog vestigen op de zieh
meer of minder ver over de oppervlakte der aarde uitspreidende zoologische
en botanische gewesten, dan zien wij in beide gevallen, dat sommige
wezens zeer van elkander versehillen; terwijl andere, tot een
verschillende klasse of tot een verschillende orde of zelfs slechts tot een
verschillende familie der zelfde klasse behoorende, grootelijks van elkander
zijn onderscheiden. Beide, in tijd en in ruimte, veränderen de lagere
leden eener klasse in het algemeen minder dan de hoogere, doch in
beide gevallen zijn er opmerkelijke uitzonderingen op dien regel. Naar
mijn leer zijn die verschillende verhoudingen in tijd en in ruimte ver-
klaarbaar; want als wij de vormen des levens beschouwen, die gedurende
de opvolgende tijdperken in het zelfde gedeelte der aarde zijn veranderd,
eil die welke zijn veranderd, nadat zij naar andere. gedeelten der aarde
waren verhuisd — in beide gevallen zijn de vormen in elke klasse
samen verbonden door den zelfden band, namelijk door dien van de
gewone voortplanting, en in beide gevallen zijn de wetten der veran-
d'erlijkheid de zelfde geweest, en zijn de wijzigingen opgestapeld door
de zelfde macht: de natuurlijke teeltkeus.
SUPPLEMENT OP HET DERTIENDE HOOFDSTUR
Over de v e r s p r e i d i n g der z o e t w a t e r s c h e l p d i e r e n .
(77it „Nature”, 6 April 1882, vol. X X V, blz. 529.)
VERTAALD DOOR
Dr. H. HARTOGH HEYS VAN ZOUTEVEEN.
De verre verspreiding van eene en de zelfde, en van nauw met elkander
verwante soorten van zoetwaterschelpdieren moet ieder, die daarop
heeft gelet, hebben verrast. Als een natuuronderzoeker
voor de eerste maal in een verafgelegen streek zoetwa-
ter-schelpdieren verzamelt, wordt hij door de algemeene
overeenkomst, welke zij, in vergelijking van de hun
omringende landdieren en planten, met die van zijn
Europeesch vaderland hebben, in verbazing gebracht.
Hierdoor werd ik bewogen, in dit tijdschrift (»Nature”,
vol. XVIII, blz. .120) een door den heer A. H. Gray te
Danversport, Mass., aan mij gerichten brief te publicee-
ren, waarin hij een teekening geeft van een levende
mossel {Unio complanatus), die aan de spits van den
middelsten teen van een in de vlucht geschoten eend
(■Querquedula discors) is bevestigd (Fig. 3). De teen was
zoo sterk door de mossel geknepen, dat hij daarbij
werd ingesneden en afgeschaafd. Als de vogel niet was
gedood, zou hij in den een of anderen poel zijn ne§r-
gedaald, en zou de Unio ongetwijfeld vroeger of later
Fig. 3. den teen hebben losgelaten en er zijn afgevallen. Het
1 Zie boven, blz. 559. De resultaten van Darwin omtrent de wijze waarop
zoetwaterschelpdieren en andere kleine zoetwaterbewoners worden verspreid,
zijn o.a. bevestigd en nitgebreid door de onderzoekingen van Dr. 0. Zacharias
(„Biol. Centralblatt”, IX, No. 2, 3 & 4, 1889, en daaruit in . Humboldt”, 4889»
Heft X, b lz . 395.) D r . H. H. H v. Z.