ik elders heb bewezen, door verschillende dieren, die onbewoonde eilan-
den bewonen; en wij kunnen daarvan zelfs een voorbeeld zien in ons
werelddeel, namelijk dat de groote vogels allen veel schuwer zijn dan
de kleinere, wijl de groote het meest door den mensch worden vervolgd.
En die grootere wildheid onzer groote vogels moet voorzeker daaraan
worden toegeschreven; want op onbewoonde eilanden zijn de groote
vogels niet schuwer dan de kleine: de ekster, zoo schuw in Engeland,
is zeer mak in Noorwegen, gelijk de bonte kraai dat in Egypte is.
Dat de geestvermogens der individu’s van de zelfde soort in den na-
tuurstaat zeer verschillend zijn, kan door een menigte feiten worden
bewezen. Ook zijn er vele voorbeelden te geven van vreemde gewoon-
ten bij sommige soorten, welke, als zij voordeelig voor de soort zijn,
aanleiding kunnen geven, door den invloed der natuurlijke teeltkeus,
tot het ontstaan van nieuwe instinkten. Doch ik ben overtuigd, dat
dit alles, zonder feiten op te sommen, slechts een zwakken indruk op
den lezer zal maken: ik heihaal evenwel mijn verzekering, dat ik niet
zonder goede redenen zoo spreek.
OVERGEeRFDE WIJZIGINGEN DER GEWOONTEN EN VAN
HET INSTINKT BIJ TAMME DIEREN.
De mogelijkheid en zelfs de waarschijnlijkheid van erfelijke verande-
ringen van het instinkt in den natuurstaat, kunnen worden bewezen door
het geven van eenige voorbeelden van hetgeen er in den tammen staat
gebeurt. Wij zullen daardoor tevens in staat zijn om de rol te waar-
deeren, welke de gewoonte en de keus van zoogenoemde »toevallige
verscheidenheden” hebben gespeeld in het wijzigen van de geestvermogens
der hüisdieren. Het is algemeen bekend, hoezeer de geestvermogens
onzer hüisdieren verschillen. Onder de katten b. v. jaagt de eene
van nature op ratten en de andere op muizen, en wij weten, dat deze
neigingen erfelijk zijn. Volgens St. John bracht de eene kat altijd ge-
vederd wild naar huis, een andere hazen en konijnen, en een derde jaagde
op moerassig land en ving bijna alleen hazelhoenders (Tetrao lonasia)
of snippen. Men kon een aantal merkwaardige en goed bewezen voor-
beeiden aanvoeren van de erfelijkheid van verschillende schakeeringen
»an temperament, smaak, of der zonderlingste invallen in verband me»
zekere toestanden van den geest of met zekere penodieke voorwaarden.
t o d voorbeelden daarvan geven ons de verschillende hondenraseejn
n r , ! e n twiifel aan of ionge s t a a n d e h o n d e n gaan somtijds met slechts
z , . . r . — t a j c s s s s s Ä •“
U ^ 8I l J g e 0hosd®; en de neiging om
zonder ondervinding door het jonge dier, en wel op bijna de zelf 0
¡j door elk individu, worden uitgevoerd met lost en ljver, van we
ras het ook zij, en zo^er te weten wat het doel
de staande hond weet evenmin, dat bij door zijn s aan
Bngen van z“jn beer bevordert, als de witjesvlinder weet, waarom
* * deterenit°Peen00ändlf'**’„iZOgewtar° werd! onbeweeg dlijki ftales TeenZ b e3eid ble^ef staan, en dm. CzaL en met devotste
z a g e n emis een anderen « * ^ die beesten naar
hep m plaats P ^ zouden zeggen, dat zij
dlt a llT uit kstinkt deden. Tamme instinkten, als zij zoo mogen
worden geheeten, zijn zekerlijk veel minder vast “
natuurliike of wilde instinkten; want zij zijn ontstaan doo
• S S M teeltheus, en zijn overgeSrfd sedert veel korteren üjden
nndpr minder vaste levensvoorwaarden.
Hoe stellig deze tamme instinkten, gewoonten en ^ n§en erfe J
zijn en hoe zonderling zij dooreen worden gemengd blijkt ten klaarste*
wanneer verschillende rassen van honden worden gekruis . e is -
kend dat een kruising met een dog gedurende verscheiden generaties
den moed en de hardnekkigheid van d e n windhond vergrooten, ee®
s f i S S W i :
inrdit°opzicht op de natuurlijke, die op de zelfde
den vermengd en gedurende langen tyd sporen van het instinkt der
beeenid ewv eoorulmfd weenrasg s ,v eernt odonie&e nh. onLd et oRoonyd ewb eepsebcnbr nisipjfnto oeeree nnv ahnnoo nnzd. j,e, wweilldk bs lg»o reodo stlveacd.hetrs