kruipen, die evenzoo goed de eigenaardige neiging hunner ouders om
plantenstoffen op te hoopen konden erven, als van onze hondenrassen
het eene de overgeerfde aandrift vertoont om het wild op te jagen,
het andere die om er voor te staan, een derde om er blaffend om heen
te loopen. En zoo zou de natuurlijke teeltkeus kunnen voortwerken,
totdat de eieren eindelijk nog slechts aan de gistingswarmte alleen hun uit-
broeiing hadden te danken, waarbij natuurlijk de oorzaak van deze wärmte
den vogel even onbekend bleef, als die van zijn eigen liehaamswarmte.
Wanneer er sprake is van lichamelijke vorming, als bij voorbeeld
twee naverwante soorten, van welke de eene wellicht half in het water,
de andere slechts op het land leeft, zieh in overeenstemming met haar
verschillende levenswijzen een weinig veränderen, dan is de wezenlijke
en meest algemeene overeenstemming in haar bouw volgens onze theo-
rie een gevolg van haar afstamming van gemeenschappelijke voorouders,
terwijl haar zwakke verschillen op latere verandering door natuurlijke
teeltkeus berusten.
Als wij nu hooren, dat de Zuid-Amerikaansche lijster (Turdus falklan-
dicus), evenals onze Europeesche soorten, haar nest op even eigenaardige
wijze met slijk bekleedt, ofschoon zij,te midden van geheel verschillende planten
en dieren levende, zieh onder eenigermate afwijkende voorwaarden
moet bevinden; of als wij hooren dat in N.-Amerika de mannetjes der
daar inheemsche soorten van winterkoning, evenals bij ons, de vreemde
en abnormale gewoonte hebben om »hanenesten” te bouwen, die van
binnen met vederen zijn bekleed, en hun slechts tot beschutting dienen
i — als wij van zulke gevallen hooren, en er is een groot aantal
daarvan bekend uit alle Massen van het dierenrijk, dan moeten wij toch
ook hier wel het overeenstemmen in de instinkten aan overerving van
gemeenschappelijke voorouders, de verschillen daarentegen, hetzij aan
door natuurlijke teeltkeus vastgelegde voordeelige veranderingen of
aan toevallig aangenomen en overgeerfde gewoonten toeschrijven. Evenals
de lijsters van het noordelijke en van het zuidelijke halfrond
hun eigenaardig instinkt in Het algemeen van een gemeenschappelijken stam-
vader hebben overgenomen, zoo hebben ongetwijfeld ook onze lijsters en
merels veelvan hun gemeenschappelijken stamvader geerfd. Daarnevens echter
heeft de eene of hebben beide soorten min of meer aanmerkelijke afwijkin-
gen van bet instinkt van hun onbekendenoudenvoorvader daarbij verworven.
2 Peabody in „Boston Journ. Nat. Hist.” . III, blz. 444. Omtrent onze
inlandsche soorten, zie Macgillivray, „British Birds”, III, blz. 23.
Gaan wij nu over tot de veranderlijkheid variabiliteit) van het nest-
bouw-instinkt. Men zou daarvan zeker nog veel talrijker voorbeelden
kunnen aanvoeren, als aan dit onderwerp ook in andere landen de
zelfde aandacht was geschonken als in Groot-Brittannie en de Vereenigde
Staten. H
Uit de algemeene overeenstemming der nesten ziet men duidelijk, dat
zelfs onbeduidende bijzonderheden, zooals de daartoe gebruikte bouwstof-
fen of de daartoe gekozen plaats, hetzij hoog of laag of op den vlak-
ken grond, afzonderlijk of met andere te zamen, niet op toeval noch
op verständig overleg, maar op instinkt berusten. Sylvia sylvicola b.v.
onderscheidt zieh van twee zeer verwante grasmusschen het allerzeker-
ste daardoor, dat haar nest van binnen met vederen is bekleed (Yarrell’s
»British Birds*’).
Niettemin worden echter de vogels door noodzakelijkheid of dwang
dikwijls genoopt hun nesten op een veranderde plaats aan te leggen.
Ik zou vele voorbeelden kunnen aanhalen uit alle deelen der aarde,
dat vogels, die gewoonlijk op boomen nestelen, in boomrijke streken op
de aarde of tusschen rotsen broeien. Audubon, aangehaald in »Bost.
Journ. Nat. Hist.” IV, 249, bericht, dat de meeuwen op een eiland op
de kust van Labrador »wegens de vervolgingen, waaraan zij blootston-
den, thans op boomen nestelen”, in plaats van gelijk tot dusver op de
rotsen. Zeer aardig is het door Couch (»Illustrations oflnstinct” blz. 218)
verhaalde geval, dat, nadat de nesten van musschen 3 of 4 maal achter
elkander waren vernield, »het gansche gezelschap, of zij het samen
hadden afgesproken, de plaats opgaf, en zieh op eenige in denabijheid
bevindende boomen vestigde — een nestplaats, die, hoewel zij op vele
punten dikwijls is waar te nemen, noch zij zelve noch haar voorouders
bij ons ooit hadden gekozen, waarom haar nesten spoedig het voorwerp
van algemeene verwondering waren.”
De museh nestelt over ’t algemeen nu eens in gaten en muren, dan
weder op de takken van hooge boomen en klimop, onder de nesten van
kraaien of in de door oeverzwaluwen gegraven gangen, en dikwijls neemt
hij bezit van het nest van een huiszwaluw; »ook de vorm van het nest vari-
eert buitengewoon, al naar de plaats waar het gelegen is.” (Montague in
»Omithol. Dict.” blz. 482). De reiger (Macgillivray, »Brit. Birds”, IV, blz.
446; W. Thompson, »Nat. Hist, of Ireland”, II, blz. 146) bouwt zijn nest op
boomen of op steile klippen aan den oever der zee; in de Vereenigde
Staten nestelt Ardea Herodias (Peabody in »Bost. Journ. Nat. Hist.’