
penseel worden vergeleken: men weet, dat het volkomen voldoende is
de helmknopjes van een bloem even met een penseel aan te raken, en
daarna met het zelfde penseel den Stempel eener andere bloem, om
een bevruchting te doen geschieden. Evenwel moeten wij niet onder-
stellen, dat de bijen op die wijze een menigte bastaarden tussehen verschillende
soorten doen ontstaan, want als wij op het zelfde penseel
het eigen stuifmeel der plant en dat van een andere soort nemen, dan
zal het eerstgenoemde zulk een overwegenden invloed oefenen, dat het
onvoorwaardelijk en volkomen de uitwerking van het vreemde stuifmeel
zal vernietigen, zooals door Gärtner is bewezen.
Wanneer wij zien, dat de meeldraden van een bloem plotseling naar
den Stempel springen, of langzaam de een na den ander zieh daarheen
buigen, dan schijnt het ons toe, alsof het volstrekt moet dienen om
een zelfbevruchting te doen plaats hebben: ook is er geen twijfel aan,
of het is voor dat doel geschikt. Maar de aanraking van insekten is
veelal noodig om te maken, dat de meeldraden uitspringen, zooals
Kölrenter heeft bewezen, dat het geval is met de berberis; en van dit
plantengeslacht, hetwelk een bijzondere neiging tot zelfbevruchting
schijnt te bezitten, is het algemeen bekend, dat, als naverwante vormen
of verscheidenheden dicht bij elkander staan, het bijna ohmogehjk is
zuivere zaailingen te verkrijgen: zoo sterk kruisen zij zieh vnjwilhg.
In vele andere gevallen, verre van dat er eenige gelegenheid tot zelfbevruchting
zou bestaan, vindt men bijzondere mrichtingen, welke den
Stempel volkomen beveiligen voor het ontvangen van stuifmeel uit de
zelfde bloem, zooals de werken van G. Sprengel en anderen en mijn
eigene waarnemingen bewijzen. In de bloem van Lobelia fulgens lsb . v.
een heerlijk schoone en zeer kunstige inrichting, waardoor elk van de
ontelbare stuifmeelkorreltjes uit de saämverbonden helmknopjes van elke
bloem wordt gedreven, eer de Stempel van die zelfde bloem gereed is
hen te ontvangen; en wijl deze bloem nooit, ten minste in mijn tum,
door insekten wordt bezocht, zet zij nooit zaad, tenzij men s tu i-
meel van de eene bloem op den Stempel der andere overbrengt; m dit
geval verkreeg ik volop zaailingen. Een andere soort van Lobetoj wordt
daarentegen door bijen bezocht, en vormt overvloedig zaad. In vele
andere gevallen, ofschoon er geen bijzondere werktuigehjke mnchting
bestaat om den Stempel der bloem te beschermen voor het ontvangen
van het eigen stuifmeel, ziet men, wat zoowel G. Sprengel als onlanga
Hildebrand en anderen hebben aangetoond, en hetgeen ik kan bevestigen,
dat öf de helmknopjes barsten eer de Stempel ^
vruchtwording, öf dat de Stempel gereed is vöör het stmtmeel
^ f t bloem zoodat deze planten feitelijk van geschehen seksen
zhn en gevolgelijk moeten worden gekruist. Zoo is het gesteld met
de vroeger vermelde dimorphe en trimorphe planten. Hoe wonderhjk
is dit alles 1 Hoe vreemd, dat de verschillende voortplantmgswerktuig
in de zelfde bloem, ofschoon zoo dicht bij elkander geplaatst alsof j
ot z e " h t ng moesten dienen, in zoo vele gevallen -d e r z y d s c h
H i voor elkander z ijn ! Hoe eenvoudig rs
L feiten uit het oogpunt, dat nu en dan een krmsmg met een ander
individu nuttig of noodig i s ! def_
Indien verschillende verscheidenheden van kool, radiJs>me | ;
onder die 233 waren slechts 78 zuiver, en van dezen zelfs
noa niet eens volkomen zuiver. Echter wordt de stamper er p ^
omringd, niet slechts door haar eigene zes meeldraden, maar °° 0
die van de vele andere bloemen der zelfde plant. | |
dat er zooveel kruislingen onder de zaaihngen z ip ? Ik vermoed, dat
S k s morbewijzen, dit het stuifmeel yan een versehende v e r geh
ei d e n h ei d een overwegenden mvloed op den ste P
bloem heeft, grooter dan die van het eigen stuifmeel, en dat pok cht
een gevolg s van de algemeene wet, dat het goed isvoor demdrndu *
eener zelfde soort z ie l onderling te kruisen. Indien versehende
s o o r t e n worden gekruist, is het juist anders om, want het eige
stuifmeel eener plant is altijd mächtiger dan dat eener vreemde: doch
dit onderwerp zullen wij in een volgend hoofdstuk behandeln.
In het g e v a l v a n een reusachtigen boom met een ontelbare memgte bloemen
bedekt, zou men kunnen meenen, dat het stmfEaee^ zel en
tot boom kon worden overgebracht, en dat zulks slechts van
bloem op den zelfden boom kon geschieden. Ik geloof, dat die meen g
juist is, maar dat de natuur ruimschoots in dat geval heeft voorzien, doo
aan de boomen een groote neiging te geven om bloemen yan gesc ei en^e "
sen te dragen. Als de seksen gescheiden zijn, ofschoon de mannehjke e
vrouwelijke bloemen op den zelfden boom mögen voorkomen, volgt daar-
uit, dat het stuifmeel altijd van de eene bloem naar de andere moet