
ovarium treden. Als dit zoo is, zou de stand der eitjes zijn te danken
aan het uitkiezen voor de voortplanting van eenige geringe afwijkingen,
die haar bevruchting en dus de voortbrenging van zaad begunstigden.
Versebeidene planten tot verschillende orden behoorende, brengen
gewoonlijk twee soorten van bloemen voort — de eene open en gewoon
van struetuur, de andere gesloten en onvolkomen. De gewone open
bloemen kunnen worden gekruist, en de günstige gevolgen daarvan
blijven dus bewaard. De gesloten en onvolkomen bloemen zijn even
duidelijk van groot belang, daar zij stellig een menigte zaden voort-
brengen, ten koste van een wonderbaar kleine hoeveelheid stuifmeel.
In struetuur verschillen beide soorten van bloemen dikwijls zeer veel:
de meeldraden in de onvolkomen bloemen zijn bijna altijd rudimentair,
en de stuifmeelkorrels zijn zeer klein. Bij Ononis columnae zijn vijf van
de meeldraden rudimentair, en bij sommige soorten van Viola zijn drie
meeldraden in den zelfden toestand; twee sleebts zijn normaal, doch
zijn zeer klein. Bij zes van de dertig gesloten bloemen van een Indisch
viooltje (welks naam onbekend is, daar de planten tot dusver geen vol-
komen bloemen hebben voortgebracht). zijn de meeldraden van het
normale getal, vijf, teruggebracht tot drie. Bij zekere Malpighiaceeen
zijn, volgens A. De Jussieu, de gesloten bloemen nog meer gewijzigd 1
want de vijf tegenover de kelkbladen staande meeldraden zijn alien
geaborteerd of mislukt, en slechts een, tegenover een bloemblad staande
meeldraad is ontwikkeld. De stamper is geaborteerd, en er zijn geen
drie, maar slechts twee ovarien. Ofschoon de natuurlijke teeltkeus wel
de macht kan hebben gehad om sommige bloemen voor opengaan te
bewaren, en de hoeveelheid stuifmeel te verkleinen, als het, door het
gesloten zijn der bloemen, overtollig was geworden, kan echter moeielijk
een van de bovengemelde bijzondere wijzigingen dus zijn ontstaan,
maar moeten zij zijn veroorzaakt door de wetten van den groei, omvat-
tende de werkeloosheid van sommige deelen, gedurende het proces van
het verminderen van het stuifmeel en het sluiten der bloemen.
Het is zoo noodzakelijk de belangrijke uitkomsten van de wetten van
den groei wel te waardeeren, dat ik nog eenige gevallen van anderen
aard wil opnoemen, namelijk van verschillen in het zelfde deel of
werktuig, te danken aan verschillen in de betrekkelijke plaatsen in de
zelfde plant. Bij den tammen kastanje en bij sommige dennen verschillen
de hoeken, waaronder de bladeren uit elkander staan, volgens Schacht,
aan de horizontale en aan de verticale takken. Bij de gewone wijnruit
en eenige andere planten gaat een bloem, meestal de centrale- of
eindbloem, het eerst open, en heeft vijf kelk- en vijf bloembladeren en
een vijfdeelig ovarium, terwijl alle andere bloemen der zelfde plant-
vierledig zijn. Bij de Britsche Adoxa heeft de bovenste bloem gewoonlijk
twee kelklobben, terwijl de overige Organen vierledig zijn; de omrm-
gende bloemen hebben gewoonlijk drie kelklobben, en de andere Organen zijn
vijfledig. Bij vele samengestelden (<Oomposüae) en schermdragers (Umbelhfe--
rae) en bij enkele andere planten zijn de bloemen, die den buitenomtrek
vormen veel meer ontwikkeld dan die van het midderi, en dit gaat
veeltijds vergezeld van het mislukken van de voorttelingswerktuigen.
Nog merkwaardiger is, dat, gelijk reeds vroeger werd vermeld, de zaden
van den omtrek en die van het middenpunt somtijds zooveel in vorm,,
kleur en andere kenmerken verschillen. Bij Carthamvs en eenige andere
Compositeeen zijn de centrale zaden alleen voorzien van een pluim, en
de zelfde bloem van Eyoseris geeft zaden van drie verschillende vormen.
Bij sommige Umbelliferae zijn de buitenste zaden, volgens Tausch,,
rechtzadig en de binnenste holzadig en dit is een kenmerk, t welk,
door De Candolle, bij andere soorten als van het hoogste systematisch
belang werd beschouwd. Prof. Braun spreekt van een geslacht tot de
Fumariaceeen behoorende, waarvan de bloemen aan het laagste gedeelte
van de aar eivormige, geribde, eenzadige nootjes voortbrengen, en aan
het bovenste gedeelte van de aar lancetvormige, tweekleppige en
tweezadige hauwtjes: In deze onderscheidene gevallen, met uitzondermg:
van de °wel ontwikkelde buitenste schermbloemen, die van dienst zijn
om de bloemen zichtbaar te maken voor insekten, kan de natuurlijke
teeltkeus, zoover wij kunnen oordeelen, niet in het spei komen, oF
slechts op ondergeschikte wijze. Al deze wijzigingen volgen uit den be-
trekkelijken stand en de onderlinge werking der deelen op elkander, em
men kan er niet of nauwelijks aan twijfelen, of, als alle bloemen en-
bladeren op de zelfde plant onderworpen waren geweest aan de zelfde
uitwendige en inwendige voorwaarden, allen ook op de zelfde wijze
zouden zijn gewijzigd.
In vele andere gevallen zien wij wijzigingen der struetuur, die door
plantenkenners worden beschouwd als in ’t algemeen van groot belang
te zijn, hetzij dat zij slechts eenige bloemen van de zelfde plant betreffen,’
of wel verschillende planten, die dicht bij elkander onder de
zelfde voorwaarden groeien. Daar deze wijzigingen niet van bijzonder
belang voor de plant schijnen te zijn, kunnen zij niet door de natuur