
het door natuurlijke teeltkeus opgehoopte resultaat van kleine en voor-
deelige wijzigingen van andere instinkten zijn, welke wijzigingen ik aan
de zelfde oorzaken zou willen toeschrijven, welke ook kleine verande-
veranderingen in den lichaamsvorm voortbrengen. Ik houd het inder-
daad voor nauwelijks twijfelachtig, dat, als een instinktmaiige handeling
■door erfelijkheid in een weinig gewijzigde mate wordt overgebracht, zij
door de eene of andere kleine verandering in de bewerktuiging der
hersenen moet worden veroorzaakt (Sir B. Brodie, »Psychol. Enquiries”,
1854, biz. 199). Bij de vele instinkten daarentegen, van welke ik ge-
loof, dat zij volstrekt niet door overgeerfde gewoonte. zijn ontstaan, be-
twijfel ik daarentegen niet, dat zij door gewoonte kraehtiger en volko-
mener kunnen worden gemaakt, en wel geheel op de zelfde wijze, als
wij individu’s voor de voortteling kunnen uitkiezen, welker lichaamsvorm
een snelleren gang bevorderlijk was, welke eigenschap wij dan eveneens
-door dressuur bij elke generatie doen toenemen.
Het is moeilijk te bepalen, hoeveel honden door ervaring en naboot-
sing kunnen leeren. Ik vind het nauwelijks twijfelachtig, dat de wijze
van aanval van den Engelschen bullenbijter instinktmatig is Rollin»
»Mem.” etc., IV, bl. 339). Zekere honden in Amerika störten zieh, zon-
der daarop, geloof ik, te zijn gedresseerd, op den buik van het hert,
dat zij jagen, terwijl andere honden, als zij voor de eerste maal mede
op de jachl worden genomen, rondom de koppen der pekari’s loopen.
Wij worden gedrongen tot het geloof, dat deze handelingen op na-
Jsootsing zijn gegrond, als wij hooren dat de honden van Sir J.
-Mitchell (»Australia”, I, blz. 292) eerst tegen het einde van zijn tweede
expeditie den Emu zeker bij den nek leerden aangrijpen. Van den anderen
kant verhaalt. Couch („Illustrations of Instinct”, blz. 191) van
een hond, die na een enkel gevecht met een das de plaats leerde kennen,
waar hij dezen een doodelijken beet kon toebrengen, en die dit geleerde
nimmer vergat. Op de Falklandseilanden schijnen de honden de beste
manier van aanval op verwilderd vee van elkander te leeren (sir J.Ross,
»Voyage« II, blz. 246).1
1 [Eiders vermeldt Darwin een kat, die van een hond het geneeskundig
,gebruik van Agrostis canina had geleerd Darwin toont verder aan, dat
vele soorten van wilde dieren zeker de beteekenis van gevaar aanduidende
schreeuwen en teekens van andere soorten verstaan en er hun voordeel mede
■weten te doen.
Men heeft waargenomen, dat lammeren, die zonder hun moeder worden
uitgevoerd, licht in het geval komen, vergiftige planten te eten, en het
schijnt zeker dat pas ingevoerd rundvee licht te gronde gaat, door
vergiftige kruiden le eten, welke het reeds genaturaliseerde vee heeft
leeren vermijden (vergelijk »Ann. and Mag. of Nat. Hist.” II Ser. Vol. II,
blz. 264, en omtrent de lammeren: Youatt, »On Sheep”, blz. 404).
ERFELIJKHEID VAN IN GETEMDEN TOESTAND VERKREGEN
EN VERANDERDE INSTINKTEN.
Het wilde konijn, zegt Sir J. Sebright, is verreweg het ontembaarste
dier, dat ik ken; ik nam de jongen uit het nest, en beproefde hen te
temmen; het gelukte mij echter nooit. Daarentegen is het huiskonijn
gemakkelijker te temmen, dan eenig ander dier, met uitzondering van
den hond, 1 Een geheel gelijksoortig geval met betrekking tot de wilde
en tamme eend kan daarnaast worden genoemd.
Kapitein Sullivan bracht eenige jonge konijnen van de Falklandseilan -
den mede, waar deze dieren sedert vele generaties verwilderd leven,
en is overtuigd, dat zij lichter zijn te temmen dan de echte wilde konijnen
in Engeland. De betrekkelijke gemakkelijkheid, waarmede zieh
de wilde paarden in La Plata laten berijden, zal wel volgens het zelfde
beginsel moeten worden verklaard, volgens hetwelk eenige uitwerkselen
der temming nog lang aan dat ras eigen zijn gebleven.
Zoo vele van elkander onafhankelijke schrijvers verzekeren, dat paarden
in verschillende deelen der wereld een kunstmatige gangwijze erven,
dat ik dit feit nauwelijks mag betwijfelen. Dureau de la Malle beweert,
wat ongetwijfeld een soort van nabootsing is. Zoo zegt hij b. v., dat de
bewoners der Vereenigde Staten gaarne de zwaluwen nesten tegen hun huizen
zien bouwen, daar de kreet der zwaluw bij het zien van een havik, ook de
kippen alarmeert, hoewel deze laatsten van vreemden oorsprong zijn. Ook
voert hij voorbeelden aan, dat vogels van verschillende soorten, hetzij in den
natuurtoestand of in getemden staat, dikwijls het gezang van andere nabootsen;
het gezang is echter toch in elk geval instinktmatig; want Couch („Illustrations
of Instinct” , blz 113) verhaalt van een distelvink, die nooit het gezang
van een zijner gelijken had gehoord en dat toch, hoewel slechts beproevender-
wijze en onvolkomen, nabootste. Romanes.]
1 Zie boven, blz. 308. Dr. H. H. H. v. Z,