
-den bloemtuin de verschillende bloemen van de onderscheidene verschei-
•denheden der zelfde soort met elkander te vergelijken; door in den moestum
jeen vergelijking te maken tusschen de bladeren, de peulen, de knollen,
in verband inet de bloemen van de zelfde soorten; door in den boomgaard
-de vruchten van eene soort le vergelijken met de bladeren en bloemen
der zelfde soort. Immers, hoe verschillend zijn de bladeren der vele
'verscheidenheden van kool, en hoe gelijk zijn hare bloemen; hoe ongelijk
-zijn de bloemen van het viooltje, en hoe g e l i j k z i j n de bladeren; hoeveel
versehillen de vruchten van de onderscheidene kruisbessen in grootte,
kleur, vorm en harigheid, en hoe weinig onderscheid is er in hare
-bloemen! Ik wil hiermede niet zeggen, dat zulke verscheidenheden, die
zieh in het eene of andere opzicht grootelijks onderscheiden, daarom
„in ’t geheel ook niet in andere opzichten versehillen: dit is nauwehjks
-ooit, ja misschien nooit het geval. De wetten van het verband, dat de
-onderscheidene deelen in hun ontwikkeling vereenigt, moeten nooit worden
vergeten: zij maken de afwijking min of meer algemeen ; maarals
regel mögen wij aannemen, dat het aanhoudende voor de kweeking uitkie-
zen van geringe verscheidenheden, hetzij in de bladeren, in de bloemen
of in de vruchten, rassen zal voortbrengen, die van elkander voornamelijk
in die punten versehillen.
Men zou de opmerking kunnen maken, dat het zeker nog met langer
dan het drievierde gedeelte van een eeuw is geleden, sedert men is
begonnen naar vaste grondstellingen voorwerpen ter voortplantmg uit te
-kiezen: het is waar, dat men vooral in de laatste jaren daarop de aan-
dacht heeft gevestigd; ook is het gevolg daarvan betrekkelijk groot en
voorspoedig geweest. Maar het is geenszins waar, dat het een meuwe
nitvinding is. In vele oude werken vindt men bewijzen genoeg, dat men
in vorige tijden zeer goed wist hoe belangrijk een goede teeltkeus in dezen
was. In de eerste tijden der Engelsche geschiedenis werden er dikwijls
uitgezochte dieren naar Engeland gevoerd, en werden er wetten gegeben
om den uitvoer van zulke dieren te beletten; ook moesten de paarden,
welke beneden zekere maat waren, worden gedood, wat zieh met het
bovenvermelde >uitwieden der planten” laat vergelijken. In een oude
•Chineesche encyclopaedie vindt men het doen van een goede keusvan
fokdieren ten sterkste aanbevolen. Sommige klassieke Romeinsche schrij-
vers bevatten beredeneerde voorschriften voor het kruisen der rassen.
Uit eenige plaatsen van het boek Genesis blijkt, dat men in die vroege
tijden reeds op de kleur der huisdieren lette. De wilden kruisen hun
honden nog tegenwoordig met wilde Ganidae, om het ras te verbeteren;
en ook voorheen deden zij dat, zooals Plinius ons verhaalt. De wilden
van Zuid-Afrika paren hun trekvee naar de kleur, en hetzelfde
doen de Eskimo’s met hun honden. Livingstone verhaalt, hoe hoog
goede tamme rassen worden gewaardeerd door negers in het binnenland
van Afrika, die nooit met Europeanen in betrekking hebben gestaan.
Eenigen van die feiten bewijzen wel. niet een werkelijke teeltkeus, maar zij
toonen toch, dat op de voortplanting der huisdieren reeds in oude tijden
zorgvuldig werd gelet, zooals ook nog tegenwoordig bij de ruwste
wilden geschiedt. Ook zou het wel vreemd zijn, indien de aandacht
van den mensch nooit op de voortplanting der huisdieren was gevestigd;
immers de erfelijkheid van goede zoowel als van siechte eigenschappen
is merkbaar genoeg.
O N B EW U S T E TEELTKEUS .
In onze dagen zijn er veefokkers, die, door volgens vaste grondstel-
lingen hun fokdieren te kiezen, en een bepaald doel voor oogen te
houden, een nieuw onderras weten te vormen, voortreffelijker dan eenig
ander, in de zelfde landstreek voorkomend ras. Maar van grooter gewicht
voor ons tegenwoordig doel is hetgeen wi jdeonopzet tel i jke t eel tkeus
mögen noemen. Die onopzettelijke teeltkeus is niets dan een gevolg van de
begeerte, die door elken veefokker wordt gekoesterd, om de beste indi-
vidu’s te bezitten en te doen voorttelen. Iemand, die patrijshonden
wenscht te bezitten, tracht natuurlijk goeden te verkrijgen, en laatver-
volgens de besten van zijn honden voorttelen, maar hij heeft in het
minst de bedoeling of de verwachting niet, van het ras voortdurend te
veredelen. Er is echter geen twijfel aan of zulk een handelwijze, eeuwen
lang volgehouden, zou het ras wijzigen en verbeteren; op de zelfde wijze
als Bakewell,. Collins en anderen door gelijke handelingen, alleen met
meer overleg uitgevoerd, grootelijks de eigenschappen en vormen van
hun rundvee wijzigden, hoewel zij dat niet langer dan een menschen-
leven konden bevorderen. Geringe, bijna onmerkbare wijzigingen van
dezen aard kunnen onmogelijk worden bespeurd, dan tenzij. doornauw-
keurige metingen en door zorgvuldig gemaakte teekeningen van het betreffende
ras, die lang geleden zijn gemaakt, en vervoigens ter vergelijking
kunnen dienen. Er bestaat veel grond om te denken, dat de