
<dat in zeker opzicht een weinig afwijkt, ter voortplanting, ol hij draagt
.meer dan gewoonlijk zorg om zijn beste dieren daartoe te bestemmen;
hij verbetert zoodoende het ras, en de verbeterde afstammelingen worden
langzamerhand in den onmiddellijken omtrek verspreid. Maar nog hebben
zij geen bijzonderen naam verkregen, en wijl ook hun waarde nietzeer
is verhoogd, let men niet op hun geschiedenis. Dan eerst als zij op
*de zelfde langzame wijze verder worden veredeld, geräken zij ook in
wijderen omtrek verspreid en worden zij naar waarde geschat en bekend,
ook verkrijgen zij dan voor het eerst een eigen naam. Zoodra de waarde
van een nieuw onderras eenmaal voor goed is erkend, helpt datgene
hetwelk wij de onopzettelijke teeltkeus hebben genoemd, mede om de
kenmerkende bijzonderheden daarvan langzamerhand te vergrooten.
Maar op het bezitten van een geschiedenis dier langzame verschillende
-en onmerkbare wijzigingen bestaat al zeer weinig kans.
OMSTANDIGHEDEN, DIE HET VERMÖGEN VAN DEN MENSCH
OM DOOR TEELTKEUS DE RASSEN TE VER-
EDELEN, BEGÜNSTIGEN.
Wij moeten nu nog iets zeggen over de omstandigheden, welke' voor
den invloed van den mensch op de veranderingen der rassen günstig of
ongunstig zijn. Een zeer groote veranderlijkheid is zekerlijk günstig,
wijl zij de teeltkeus zeer gemakkelijk maakt: een enkele individueele
afwijking is reeds een overvloedige bron van groote veranderingen, indien
zij slechts met de uiterste zorg wordt behandeld. Doch wijl zulke wijzigingen,
die voor den mensch zeer nuttig of aangenaam zijn, slechts nu
en dan voorkomen, spreekt het van zelf, dat de kans om de zoodanigen
aan te treffen, des te grooter is, hoe grooter het getal der individu’s is,
die worden gehouden: daarom is dit laatste voorzeker van het grootste
belang. Om die reden zegt Marshall terecht, sprekende over de schapen
in sommige gedeelten van Yorkshire: »daar zij meestal aan arme lie-
den behooren en in kleine kudden leven, kunnen zij nooit worden
-veredeld.” Aan den anderen kant zijn plantkweekers, wijl zij geheele
velden met de zelfde gewassen bezetten, in het algemeen veel gelukkiger
dan liefhebbers in het vinden van nieuwe en goede verscheidehheden.
Het houden van een groot getal individu’s van eene soort in zeker geb
e s t vordert, dat de soort in zulke günstige levensvoorwaarden geplaatst
moet zijn, dat zij in staat is om zieh als in het wild te kunnen voort-
planten. Wanneer de individu’s van eene soort schaarsch zijn, moeten
allen hgtzij zij goede hoedanigheden hebben of niet, gewoonlijk ter
voortplanting dienen, en dit zal natuurlijk zeer schadelijk zijn voor het
doen eener keus. Het belangrijkste in dezen is echter misschien het
volgende: een dier of een plant moet zoo nuttig voor den mensch zijn,
of zoo hoog door hem worden gewaardeerd, dat de grootste opmerk-
zaamheid, zelfs op de geringste afwijkingen in de eigenschappen van elk
individu wordt gevestigd. Zonder zulk een oplettendheid zal men niet
slagen. Ik heb in allen ernst hooren aanmerken, dat het zeergelukkig
was, dat de aardbezie juist begon te veränderen, toen de tuiniers voor
het' eerst hun aandacht op die plant begonnen te vestigen. Er is
geen twijfel aan of de aardbezie heeft steeds veranderingen ondergaan
sedert zij werd verbouwd, maar die geringe veranderingen waren steeds
over het hoofd gezien. Zoodra evenwel de tuiniers individu’s uitkozen,
welker vruchten een weinig grooter, vroeger rijp of beter waren dan die
van anderen, toen zij die ter voortplanting aanwendden, en weder de
besten uitzochten en weder voortplantten en die met sommige andere
soorten kruisten, kwamen al die heerlijke verscheidenheden van aard-
bezien te voorschijn, welke wij in de laatste dertig of veertig jaren
hebben zien ontstaan.
ßij dieren van gescheidene seksen is de meerdere of mindere gemak-
kelijkheid, waarmede men het kruisen kan beletten, een zaak van het
hoogste belang bij het vormen van nieuwe rassen, ten minste in een
landstreek, waarin reeds andere rassen leven. De afsluiting, de afgezon-
derde ligging van een land speien hier een groote rol. Wilden die al
heen en weer trekken, of bewoners van opene vlakten bezitten zelden
meer dan een ras van de zelfde soort. Wij hebben het boven reeds
gezegd, dat duiven gedurende haar geheele leven vereenigd kunnen
blijven, en dat dit een groot gemak geeft voor den duivefokker, want
daardoor kan hij verscheidene rassen zuiver bewaren, ofschoon zij in
hetzelfde hok huizen: die omstandigheid moet zeer hebben bijgedragen
tot het veredelen en vormen van nieuwe rassen. Ik wil hier nog bij •
voegen, dat men de duiven zeer snel en in groot aantal kan vermeer-
deren en de siechte vogels gemakkelijk opruimen, daar zij na hun dood
tot spijs dienen. Aan den anderen kant, de katten met hare nachtelijke
zwerftochten, kunnen niet in paren worden vereenigd, en daardoor zien
wij, hoewel vrouwen en kinderen veel van haar houden, bijna nooit een
HET ONTSTAAN DER SOORTEN. Ö