
allen mannetjes van de tuinhommel (JBowibus hortovum) waren. Op
vele volgende dagen nam ik dergelijke feiten waar. Ik ging de hom-
mels na van de groote esch tot aan een kale piek aan den kant van
een sloot, waar zij steeds bromden, dan verder tot een klhnopblad op
eenige eilen afstand, waar zij weder bromden. Ik zal daarom de plaatsen,
waar zij eenige seconden stil hielden, »bromplaatsen noemen. Van
het klimopblad daal den zij af in de droge sloot, waarin een dichte
heg groeide, en vlogen langzaam längs den grond tusschen de dicht
ineengegroeide hagedoorns door. Ik kon haar längs deze sloot slechts
daardoor nagaan, dat ik verscheidenen mijner kinderen verzocht er in
te kruipen en er op hun buik in te gaan liggen, maar op deze wijze
ging ik haar spoor omstreeks 25 el ver na. Zij kwamen uit de heg
steeds door de zelfde opening in het opene veld, en hier liepen drie
(op de plaat door gepuncteerde lijnen aangegeven) wegen uit elkander,
die zoo ver zijn geteekend als ik de hommels kon nagaan. Zij bromden
op al haar wegen op vele en steeds de zelfde plaatsen, op een afstand
van weinige eilen van elkander gelegen. Een der bromplaatsen was zeer
zonderling, daar de hommels eenige voeten diep tot op den bodemvan
een zeer dichte heg ingedrongen, boven een dood blad bromden en
rechtstreeks weer terugkeerden.
Ik ging daarop de vliegbaan over een afstand van omstreeks 150
eilen na, totdat zij aan den grooten esscheboom kwamen; längs deze
lijn bromden de hommels op vele bepaalde plaatsen. Verderop, dicht
bij den »kort gesnoeiden eik” deelde de weg zieh in tweeen, gelijk op
de plaat is aangegeven. Op vele dagen vlogen alle hommels in de
hier beschreven richting, op andere dagen kwamen eenige hommels van
den tegenovergestelden kant. Naar het groote getal te oordeelen, op
günstige dagen waargenomen, die allen in de zelfde richting trokken,
moeten zij, naar ik meen, in een grooten cirkel vliegen. Zij houden op
hun tocht hier en daar stil, om aan de bloemen te zuigen. Ik verge-
wiste mij, dat zij in doorgaande vlucht met een snelheid van ongeveer
zestien kilometers in het uur vliegen, maar zij verliezen veel tijd op
haar bromplaatsen. De wegen blijven een aanmerkelijken tijd de zelfde,
en de bromplaatsen zijn op een paar centimeter na precies de zelfde.
om dit te bewijzen, wil ik vermelden, dat ik herhaaldelijk vijf of zes
mijner kinderen, elk dicht bij een bromplaats plaatste, en tot het verst
verwijderde zeide, dat hij, zoodra een hommel daar bromde, moest
roepen: »Hier is een bij”, en zoo ook de andere kinderen achtereen