
OVER DE MIDDELEN TER VERSPREIDING.
Sir Charles Lyell en anderen hebben dit onderwerp met veel talent
bebandeld. Ik kan hier slechts een uiterst kort overzicht van de belang-
rijkste feiten geven Een verandering van liet klimaat moet een grooten
invloed op de verhuizing hebben gehad: het is mogelijk, dat de verhui-
zing door zeker gewest heön voorheen zeer gemakkelijk geschiedde,
omdat het klimaat däär toen anders was dan het nu is, zoodat die weg
thans is afgesloten. Ook veranderingen van de hoogteligging, van het
waterpas des bodems, moeten een grooten invloed hebben geoefend:
een smalle landengte scheidt thans twee zeefauna’s van elkander —
zet haar onder water of laat haar voorheön onder water hebben gelegen,
en de twee fauna’s zullen nu in een versmelteD of voorheön tot
¿en zijn geworden Waar tegenwoordig de zee golft, kan voorheön een
droog land öf eilanden öf zelfs vastelanden met elkander hebben ver-
bonden, en dus landbewoners in de gelegenheid hebben gesteld, om
van het eene land in het andere over te gaan Geen geoloog zal ont-
kennen, dat er groote veranderingen van het waterpas des bodems
zijn gebeurd, gedurende het tijdperk, waarin bewerktuigde schepselen
bestaan. Edward Forbes beweert, dat alle eilanden van den Atlantischen
Oceaan in niet lang verleden tijden nog met Europa of met Afrika, en
Europa met Amerika vereenigd moeten zijn geweest. Ändere schrij
vers hebben ondersteld, dat alle zeeen op die wijze eenmaal niet hebben
bestaan, waar zij nu zijn, en dat elk eiland met een vasteland
vereenigd is geweest. Als de gronden, waarop Forbes zijn beweringen
bouwt, goed zijn, moeten wij aannemen, dat er nauwelijks een enkel
eiland bestaat, hetwelk niet voor eenigen tijd met een vasteland vereenigd
is geweest. Deze meening hakt den gordiaanschen knoop van de
verspreiding der soorten door, en lost menig bezwaar op; maar ik ge-
loof niet, dat wij recht hebben om zulke groote geographische veranderingen
in het tijdperk, waarin de soorten bestaan, aan te nemen. Ik
geloof wel, dat wij vele redenen hebben om aan groote veranderingen
in de hoogteligging van onze landen te gelooven, maar niet aan zulke
groote veranderingen in hun uitgestrektheid en breedteligging, dat zij in
jonge tijdperken onderling en met de verschillende tusschenliggende
eilanden vereenigd zijn geweest. Ik geloof wel aan het bestaan in vorige
dagen van vele eilanden, die nu onder de wateren des oceaans
begraven Jiggen, en die mögen hebben gediend als rustplaatsen voor
planten en dieren gedurende hun verhuizingen. In de zeeen, die koralen
voortbrengen, vindt men, naar mijn meening, tegenwoordig zulke gezon
ken eilanden als ringvormige riffen of atollen. Als het eens algemeen
is aangenomen — en ik geloof vastelijk, dat het eens zoo zal worden,
dat elke soort is voortgekomen van een enkele geboorteplaats, en als
wij na verloop van tijd een bepaalde wetenschap hebben van de mid-
delen ter verspreiding, dan zullen wij in staat zijn om met zekerheid
een oordeel te vormen over de vroegere uitgebreidheid van het land.
Maar ik geloof geenszins, dat het ooit zal kunnen worden bewezen, dat
binnen een niet lang verleden tijdperk de vastelanden, die nu volkomen
afgescheiden van elkander zijn, tot eön vereenigd zijn geweest, of dat
zij met elkander en de tusschengelegen eilanden een enkel vasteland
hebben uitgemaakt. Verschillende feiten tot de verspreiding der soorten
betrekkelijk — zooals het groote verschil in de zeefauna’s van de beide
tegenovergestelde kusten van bijna alle vastelanden de groote ver-
wantschap van de tertiaire wezens der verschillende landen en zelfs
der zeeen tot de tegenwoordige bewoners daarvan zekere mate van
verband tusschen de verspreiding der zoogdieren en de diepte der
zeeen — deze en dergelijke feiten schijnen mij toe te strijden tegen
de aanneming van zulke wonderbaar groote geographische veranderingen
in niet lang verleden geologische tijdperken, als door de bewering
van Forbes en zijn vele volgelingen worden gevorderd. Ook de natuur
en de verhoudingen van die bewoners der eilanden van den oceaan,
schijnen mij toe te strijden tegen het geloof, dat de laatsten vroeger
met de vastelanden vereenigd zijn geweest. Ook hun bijna altijd vulkanische
natuur strijdt tegen het geloof, dat zij de wrakken van gezon-
ken vastelanden zijn: indien zij oorspronkelijke gebergten op het land
waren geweest, moesten ten minste eenigen dier eilanden bestaan, ge-
lijk andere bergtoppen, uit graniet, uit gemetamorphoseerde leien of
uit oude fossielenvoerende lagen en dergelijken, in plaats van slechts
uit Stapels lava en andere vulkanische voortbrengselen.
Ik moet hier een enkel woord zeggen over hetgeen men t o e v a l l ig e
m id d e le n ter verspreiding noemt, maar die eigenlijk middelen welke
bij g e le g e n h e id dienstig zijn, moesten worden genoemd. Wij bepalen
ons hier tot de planten. In kruidkundige werken vindt men deze of gene
plant vermeld als geschikt om ver te kunnen worden verspreid, maar
de mindere of meerdere gemakkelijkheid of vatbaarheid der planten om
door de stroomen der zee te worden vervoerd, is bijna geheel onbekend