
door secundaire wetten, dan is die gelijkheid zekerlijk een hoogst wonderb
aar feit. Maar zij Staat volkomen in overeenstemming met het ge-
loof, dat er geen wezenlijk verschil bestaat tusschen soorten en rassen,.
OVERZICHT VAN DIT HOOFDSTUK.
Eerste kruisingen tusschen vormen, die onderscheiden genoeg zijn om
als soorten te worden gerangschikt, en de bastaarden daarvan, zijn in
het algemeen, maar niet zonder uilzondering, onvruchtbaar. De onvrucht-
baarheid bestaat in alle graden, en is vaak zöö gering, dat de bedrevenste
en zorgvuldigste waarnemers, die ooit hebben geleefd, tot lijnrecht tegen
elkander over staande besluiten zijn gekomen, in het rangschikken der
vormen naar dien maatstaf. De onvruchtbaarheid is aangeboren ver-
anderlijk bij individu’s van de zelfde soort, en is zeer gevoelig voor
günstige en . ongunstige voorwaarden. De mate van onvruchtbaarheid
volgt niet nauwkeurig de soortverwantschap, maar wordt door verschil-
lende zonderlinge en ingewikkelde wetten geregeerd. In het algemeen
is zij verschallend, ja soms grootelijks verschillend bij wederkeerige kruisingen
tusschen de twee zelfde soorten Zij is niet altijd even groot
bij een eerste kruising en bij den daardoor voortgebrachten bastaard.
Op de zelfde wijze als bij het enten van boomen de vatbaarheid van
een soort of van een verscheidenheid om op een andere ^e vatten, een
toevallige omstandigheid is, afhankelijk van algemeene, maar onbekende
wetten, of van verschillen in haar vegtatieve Organen, zoo is het ook met het
kruisen der soorten: de mindere of meerdere gemakkelijkheid van een
soort om zieh met een andere te vereenigen, is afhankelijk van algemeene,
maar onbekende verschillen in de voortplantingsstelsels. Er bestaat geen
grooter reden om te denken, dat de soorten opzettelijk zijn begiftigd met
verschillende graden van onvruchtbaarheid, ten einde het verwarren en
ineensmelten in de natuur te verhinderen, dan te denken, dat de boomen
opzettelijk zijn begiftigd met hoedanigheden, die het enten moeielijk
maken, ten einde daardoor te beletten, dat zij in de bosschen aan
elkander vastgroeien.
De onvruchtbaarheid van eerste kruisingen en dier bastaardnakome-
lingen is niet door natuurlijke teeltkeus verworven. Bij eerste kruisingen
schijnt de onvruchtbaarheid van verschillende omstandigheden af te
hangen: in vele gevallen voornamelijk van den vroegen dood van den
embryo. De onvruchtbaarheid der bastaarden schijnt daar van af te
hangen, dat hun geheele bewerktuiging, door de versmelting van twee
soorten tot 66ne, is gestoord; hun onvruchtbaarheid is nauw verwant met
die, welke zoo dikwijls bij zuivere soorten voorkomt als zij aan nieuwe
en onöatuurlijke levensvoorwaarden worden blootgesteld. Wie dit laats<.e
geval verklaart, zal ook in staat zijn, de onvruchtbaarheid van bastaar-
den te verklären. Deze meening wordt nog door een andere soort van
overeenkomst krachtig ondersteund, namelijk daardoor, dat in de eerste
plaats uiterst geringe veranderingen in de levensvoorwaarden voor de
gezondheid en vruchtbaarheid van alle organische wezens voordeelig zijn,
en in de tweede plaats, dat de kruising van vormen die aan een weinig
verschillende levensvoorwaarden blootgesteld zijn geweest, of die hebben
gevarieerd, de grootte, levenskracht en vruchtbaarheid hunner na—
komelingen begünstigt, terwijl groote wijzigingen dikwijls nadeelig zijn.
De aangevoerde feiten omtrent de onvruchtbaarheid van onwettige kruisingen
van dimorphe en trimorphe planten en dezer onwettige nakome-
lingen maken het wellicht waarschijnlijk, dat de eene of andere onbekende
band in alle gevallen den graad van vruchtbaarheid der eerste kruising
en die der daaruit gesproten afstammelingen met elkander verbindt. De
beschouwing van deze gevallen van dimorphisme en eveneens de resul-
taten van wederkeerige kruisingen brengen ons blijkbaar tot het besluit,
dat de oorspronkelijke oorzaak der onvruchtbaarheid van gekruiste
soorten tot haar seksueele elementen is beperkt. Waarom echter bij
verschillende soorten de seksueele elementen zoo algemeen op een tot
. wederzijdsche onvruchthaarheid voerende manier zijn gewijzigd, weten
wij niet; dit schijnt echter in de eene of andere nauwe betrekking te
staan met het feit, dat soorten gedurende lange tijdruimten aan ongeveer
gelijkvormige levensvoorwaarden blootgesteld zijn geweest.
Het behoeft ons niet te verwonderen, dat de graad vän moeielijkheid
om twee soorten te doen vereenigen, en de graad van onvruchtbaarheid
harer bastaard-nakomelingen in het algemeen onderling overeenkomen,
zelfs als zij door verschillende oorzaken worden verwekt; want beide
hangen af van de grootte van het eene of andere verschil tusschen de
soorten, die worden gekruist. Ook is het niet te verwonderen, dat de
gemakkelijkheid om een eerste kruising te doen geschieden, de vruchtbaarheid
der bastaarden, die daardoor zijn ontstaan, en de vatbaarheid om op
elkander te worden geent — ofschoon deze laatste klaarblijkelijk van
zeer verschillende omstandigheden afhangt — allen gezamenlijk in zekere