
{»laugher”) maken, gelijk hun namen uitdrukken, een geheel ander ge-
luid dan de andere rassen. 1 De pauwstaart heeft dertig en zelfs
veertig staartvederen in plaats van twaalf of dertien, het gewone getal
bij alle leden van de groote duivenfamilie 5 en die staart wordt uitge-
spannen gehouden en zoo sterk rechtstandig naar boven gericht, dat
bij goede pauwstaarten de kop en staart elkander aanraken, terwijl de
smeerklier volkomen ontbreekt. En nu spreken wij nog niet eens van
•een bijna ontelbare menigte minder in het 00g vallende verschillen.
In de geraamten van de verschillende rassen is een ongelooflijk
groot onderscheid: zooals in de ontwikkeling, de lengte, de breedte en
de kromming van de schedelbeenderen. De gedaante zoowel als de
breedte en de lengte van den opgaanden tak der onderkaak verschillen
grootelijks. Het getal der staart- en heiligbeenswervelen is ongelijk, wat
0 0 k het geval is met het getal der ribben, gepaard met hare betrekkelijke
breedte, lengte en het al of niet bezitten van uitsteeksels. De
vorm en de wijdte van de openingen in het borstbeen zijn zeer ver-
schillend; 00k is zulks het geval met den stand en de betrekkelijke
gedaante der beide armen van het vorkbeen. De wijdte van den bek,
d e lengte der oogleden, de wijdte der neusgaten, de lengte van de
tong — geenszins altijd in volkomene overeenstemming met de lengte
van den bek — de grootte van de krop en van het bovenste gedeelte
■des slokdarms, de ontwikkeling of het ontbreken van de smeerklier, het
getal van de slag- en staartpennen, de betrekkelijke lengte van den
staart en de vleugels tot elkander of tot het geheele lichaam, de betrekkelijke
lengte van de pooten en teenen, het getal Schilden op de
teenen — al die dingen verschillen bij de onderscheidene rassen. Ook
verschilt het tijdstip, waarop de volkomene vederdos wordt verkregen,
de toestand van het dons, waarmede de jongen zijn bekleed op het
•oogenblik, dat zij uit het ei komen, de grootte en vorm der eieren,
de wijze van vliegen, en zelfs de stem en de houding. Emdehjk ver-
.schillen bij sommige rassen de seksen weinig van elkander.
Ten gevolge nu van die verschillen zou men in staat zijn om min-
.stens twintig duiven uit te kiezen, die, wanneer zij onder den naam
van wilde dieren aan een ornitholoog werden vertoond, door hem on-
setwiifeld voor wel bepaalde soorten zouden worden gehouden. Ik ge-
loof zelfs niet, dat er een ornitholoog is, die de Engelsche postduif, den
' t Delachduif beteekend hier ni e t Columba Hsona maar een in Nederland
¿eer weinig (alleen in kooien) bekend Oostelijk ras van C. hvia. Dr. H. b . H. \ . U
tuimelaar, den slink, de Barbarijsche duif, den kropper en den pauwstaan
m een en het zelfde geslacht zou plaatsen, vooral wijl men hem bij elk
van die rassen verscheidene erfelijke onderrassen of soorten, zooals hij
die zou hebben genoemd, zou kunnen vertoonen.
Hoe groot het verschil tusschen de rassen der duiven ook möge zijn
ik ben evenwel volkomen .overtuigd, dat het gevoelen der natuuronder-
zoekers waarheid is, namelijk dat alle tamme duiven afstammen van de
de duif, Columba h v ia . 1 Wijl verscheidene redenen mij tot die over-
uigmg hebben gebracht, en omdat eenigen daarvan tevens in zekere
mate op andere gevallen van toepassing zijn, zoo wil ik die hier kor-
elyk vermelden. Indien de verschillende rassen van tamme duiven geen
verscheidenheden zijn, en niet van de wilde duif afstammen, dan moeten
Z1J afkomstig zijn van ten minste zeven of acht oorspronkelijk
wilde soorten, want het is onmogelijk om de tegenwoordige tamme rassen
door de kruismg van een kleiner getal soorten voort te brengen •
oe zou een kropper door de kruising van twee rassen zijn ontstaan
tenzy een der moederrassen den kenmerkenden ontzaglijken krop had
ze en . ie onderstelde oorspronkelijke soorten moeten allen klipdui-
ven zyn geweest,-dat is zulke duiven, die niet in boomen nestelen of
vrywilhg op boomtakken zitten. Nu zijn er, behalve C. Hvia met hare
Qns m m w m m landen’ sIechts m of drie ande^ soorten
van khpduiven bekend, en deze hebben geen enkel kenmerk van de
tamme rassen. Derhalve moeten de onderstelde soorten öf nog bestaan
■ 6 .andstre ®n ’ waarin ziJ oorspronkelijk zijn getemd en in
dat geval thans bij de ornithologen onbekend zijn, en dit is zeer on
waarschynlyk, öf zij moeten in wilden toestand zijn uiWoeTd"
Nu zyn vogels, die op klippen nestelen en
zeer moeielyk uit te roeien; en de gewone wilde duif, welke de zehde
gewoonten heeft als onze tamme duiven, is niet uitgeroeid 't
eeft nog altyd op verscheidene kleine eilandjes bij Engeland en on
de kusten der Middellandsche zee. De onderstelde uitroeiing van zoo-
veksoorten, die de zelfde levenswijze leidden als de wilde duif, schont
opletteM Ä ^ ¿ T 1 maak -
algemeen onder dien naanf bekunde Ä u i Cn°t T ’ f de b» ons ook wel hier en danr da j ^ » ^°^uw-ba palumbus, noch de
% f (J De S i t e wüd? duif C m t i f giean0demd! k,6ine h°Utduif'
wilden toestand, T n d l den n JL van v M d S Hvia domestica. van v e 1 d v 1* u xTh ft ’e rW eol f egcihbte, r Cionl umba
HET ONTST-AAN DER SOOIiTES