
heeft nagegaan, zal betwijfelen, dat het toonen van vrees voor verschillende
dingen, de richting van den smaak enz, met zekerheid worden overge-
erfd. Dat dit voor pasgeboren kiekens en jonge kalkoenen opgaat, is
door den heer Spalding duidelijk bewezen in zijn bewonderenswaardig
artikel, dat voor korten tijd in »Macmillans Magazine” 1 werd gepubli-
ceerd. Het is waarschijnlijk, dat de meeste overgeerfde of instinktmatige
gevoelens oorspronkelijk door de gewoonte en de ondervinding, dat zij
nuttig waren, langzamerhand werden verworven, b. v de vrees voor den
mensch, welke, gelijk ik voor vele jaren heb aangetoond *, door de vogels
op oceanische eilanden zeer langzaam werd verkregen. Het is intusschen
bijna zeker, dat velen der wonderbaarste instinkten, onafhankelijk van
de gewoonte, door het bewaard blijven van nuttige afwijkingen (variaties)
van vroeger bestaande instinkten, zijn verworven. Andere instinkten zijn
wellicht bij een individu plotseling ontstaan, en daarna door zijn nako-
melingen overgeerfd, en wel onafhankelijk, zoowel van teeltkeus als van
de ondervinding van het nuttige daarvan, hoewel in het vervolg door
gewoonte versterkt. De tuimelaar is een dergelijk geval, want niemand
zou er aan hebben gedacht, een duif te leeren, in de lucht sprongsge-
wijze kopje over te buitelen, en vöör de eene of andere duif een neiging
in deze richting vertoonde, kon geen teeltkeus plaats hebben. In het
hierna te melden geval zien wij bij honden een eigenaardig gevoel van
antipathie, dat in een zeer vroege periode moet zijn verworven, in de rechte
lijn door drie generaties zoowel als door eenige verwanten in de zijlinie van
de zelfde familie overgeerfd. Ongelukkig is jniet bekend, hoe het gevoel
bij den grootvader van Dr. Huggins’ hond het eerst ontstond. Wij
moeten vermöeden, dat het aan de eene of andere mishandeling is toe
te schrijven, maar het kan ook zonder aanwijsbare oorzaak zijn ontstaan,
gelijk bij sommige dieren in de dierentuinen, welke, gelijk mij
door den heer Bartlett wordt verzekead, tegen hem en anderen een
sterken haat hadden opgevat, zonder daartoe te zijn geprovoceerd. Zoover
kan worden nagegaan, toonde de overgrootvader van Dr. Huggins’ hond
overigens niet het in den volgenden brief beschreven gevoel van antipathie.
De bedoelde brief van Dr. Huggins luidt:
„Ik zou u gaarn« een merkwaardig geval mededeelen van erfelijkheid van
■een eigenaardigheid van den geest. Ik bezit een Engelschen bullenbijter, Kepler
genaamd, een kind van den beroemden Turk en de teef Venus. Ik nam den
1 Februari 1873.
2 Vergelijk boven, biz. 344 v.v, en „Voyage of the Beagle”.
Dr. H. H. H. v. Z*
hond, toen hij zes weken oud was, uit den stal, waarin hij was^ geboren,
mede. Toen ik voor de eerste maal met hem uitging, maakte hij bij den
eersten slachterswinkel. dien hij ooit had gezien, verschrikt rechtsomkeert.
Ik bevond spoedig, dat hij een hevige antipathie tegen slachters en slachters-
winkels had. Toen hij zes maanden oud was, nam hem een dienstmaagd,
die een boodschap moest doen, mede. Zij moest op korten afstand van het
huis, waar zij heenging, een slachterswinkel voorbijgaan, maar de (aan een
touw meegenomen) hond wierp zieh op den grond, en was noch door lief—
kozingen, noch door bedreigingen te bewegen, den winkel voorbij te gaan.
De hond was te zwaar om te worden gedragen, en daar zieh een oploop
rondom haar vormde, moest de dienstmaagd een Engelsche mijl ver met
hem terugkeeren en dan zonder hem gaan. Dit gebeurde ongeveer twee jaar
geleden. De antipathie bestaat nog steeds, maar de hond gaat thans dichter
bij een slachterswinkel voorbij, dan hij vroeger zou hebben gedaan. Voor
ongeveer twee maanden ontdekte ik in een klein boek van Dean over honden,
dat de zelfde zonderlinge antipathie ook door zijn vader, Turk. werd getoond.
Ik schreef daarop aan den heer Nicholls, den vroegeren eigenaar van Turk,
met verzoek ,om eenige nadere mededeelinge.n daarover. Hij antwoordde:
„Ik kan verzekeren, dat de zelfde antipathie bij King, den vader van Turk,
Punch (een zoon van Turk en de teef Mag) en bij Paris (een zoon van
Turk en de teef Juno) bestond. Paris toonde de antipathie het sterkst zoodat
hij nauwelijks kon worden gebracht in een straat, waarin zieh een slachterswinkel
bevindt, en hard wegliep, zoodra hij dien voorbij was. Toen
een slachterskar op de plaats kwam, waar de honden werden gehouden,
poogden zij allen hun ketting stuk te trekken, hoewel zij hem niet konden
zien. Een slachter, die zijn arbeidspak niet aanhad, verzocht op zekeren
avond den eigenaar van Paris, den hond eens te mögen zien. Hij was nauwe-
lijks het huis binnengetreden, of de afzonderlijk gehouden hond werd zoo
wild, dat men hem in een schuur moest opsluiten, en de slachter gedwongen
was he£n te gaan, zonder hem te hebben gezien. De zelfde hond sprong te
Bastings eens los op een heer, die in het hötel kwam. Zijn eigenaar trok
hem terug en verontschuldigde zieh door te zeggen, dat hij hem vroeger nooit
zoo had gezien, behalve wanneer er een slachter in zijn huis kwam. De heer
antwoordde dadelijk, dat dit zijn beroep was,” ”
Over den Oorsprong van soraraige Instinkten.
{Vit „Nature”, 13 April 1873; Vol. VII, Uz. 417.)
VERTAALD DOOR
Dr. H. HARTOGH HEYS VAN ZOUTEVEEN.
De schrijver van het belangwekkende opstel in »Nature” van 20
Maart 1873 betwijfelt, of mijn onderstelling, »dat velen der wonderbaarste
instinkten, onafhankelijk van de gewoon'.e, door het bewaard blijven
van nuttige afwijkingen (variaties) van vroeger bestaande instinkten