
VIERDE HOOFDSTUK.
OVER DE NATUURLIJKE TEELTKEUS.
De natuurlijke teeltkeus vergeleken met de teeltkeus van den mensch.. Haar
invloed op kleinigheden, haar macht over elken leeftijd en over beide seksen.
— De seksueele teeltkeus. — Over de algemeenheid van kruisingen tusschen
individu’s van de zelfde soort. — De omstandigheden, die voor de natuurlijke
teeltkeus voordeelig of nadeelig zijn, zooals de kruising, de afzondermg,
het getal der individu’s. — Haar langzame werking. — Het uitsterven ten
gevolge van de natuurlijke teeltkeus. — De uiteenspreidmg van kenmerken m
verband met het verschil van de bewoners eener kleine landstreek, en met
het inheemsch worden. — De invloed van de natuurlijke teeltkeus, door het
uiteenspreiden der kenmerken en door het uitsterven, op de nakomehngen
van gemeenschappelijke ouders. — Zij verklaart de rangschikking der organische
wezens. — Bewaard hlijven van lagere vormen. — Gonvergentie
van kenmerken. — Onbeperkte vermeerdering der soorten. — Besluit.
Hoe kan de strijd voor het bestaan, dien wij al te kort in het vorige
hoofdstuk moesten behandelen, invloed hebben op het ontstaan van
veranderingen ? Kan het beginsel van teeltkeus, zulk een krachtig middel
in de hand des menschen, toepassing vinden in de natuur ? Wij zullen
zien, welk een krachtig middel ter verandering de teeltkeus ookhieris.
Laat ons steeds in gedachten houden hoevele en welke vreemde wij-
zigingen en veranderingen onze huisdieren en tuinplanten vertoonen,
en dat die wezens, welke in den natuurstaat leven, zulks slechts weinig
minder doen; en hoe groot de erfelijkheid dier veranderingen is.
In den tammen staat, mögen wij met volle recht zeggen, wordt de ge-
heele bewerktuiging vervormbaar. Maar de veranderlijkheid, die wij bij
de voortbrengselen onzer fokking en kweeking bijna algemeen aantref-
fen, wordt, gelijk Hooker en Asa Gray terecht hebben opgemerkt, niet
rechtstreeks door den mensch veroorzaakt; hij kan geen verscheiden-
heid doen ontstaan, noch het ontstaan daarvan verhinderen; hij kan
alleen die, welke zieh voordoen, bewaren en opeenhoopen. Zonder de
bedoeling de organische wezens te veränderen, onderwerpt hij hen aan
nieuwe en veranderende levensvoorwaarden, en daarvan is veranderlijkheid
(variabiliteil) der levende wezens zelf het gevolg. Dergelijke wis-
selingen der levensvoorwaarden kunnen echter ook in de natuur voor-
komen en doen zulks werkelijk. Laat ons steeds in gedachten houden,
hoe ingewikkeld en nauw verbonden de wederkeerige betrekkingen
van alle bewerktuigde wezens tot elkander en tot hun physische
levensvoorwaarden zijn. En zou men het dan voor onwaarschijn-
lijk houden, als wij zien dat er veranderingen, ontwijfelbaar nut-
tig voor den mensch, zijn geschied, dat ook andere veranderingen, op
de eene of andere wijze nuttig voor elk wezen in den grooten en sa-
mengestelden strijd des levens, somtijds zijn voorgevallen gedurende
den loop der eeuwen en onder de duizenden generaties? Als dat zoo
is, kunnen wij dan twijfelen — als wij ons herinneren, dat er veel meer
individu’s worden geboren dan er bij mogelijkheid in het leven kunnen
blijven — dat zulke individu’s, die het eene of andere voordeel bezitten,
niet de meeste kans zullen hebben om in het leven te blijven en zieh
voort te planten? En aan den anderen kant kunnen wij zeker zijn,
dat de eene of andere verandering, al is zij slechts zeer weinig ten na-
deele van het individu, onvermijdelijk zal worden uitgeroeid. Dat be-
houden blijven van günstige veranderingen en die verwerping van on-
gunstige, noem ik n a t u u r l i j k e t e e l t k e u s ofhet o v e r l e -
v en der me e s t g e s c h i k t e n . Op veranderingen die noch nuttig,
noch schadelijk zijn, werkt de natuurlijke teeltkeus niet en deze
blijven als dobberende bestaan, zooals wij waarschijnlijk in die soorten
zien, welke veelvormig (polymorphisch) worden geheeten of worden ein-
delijk bestendig ten gevolge van den aard van het organisme en dien
der levensvoorwaarden.
Eenige schrijvers hebben de uitdrukking natuurlijke teeltkeus verkeerd
verstaan of onjuist gevonden. Sommigen hebben zelfs gemeend, dat de
natuurlijke teeltkeus d e o o r z a a k was der veranderlijkheid, terwijl
zij toch alleen t e n g e v o l g e heeft, dat die veranderingen bewaard
blijven, welke het organisme onder zijn eigenaardige levensvoorwaarden
van nut zijn. Niemand maaki er den landhuishoudkundige een verwijt
van, als hij van de groote uitwerkselen van de teeltkeus van den mensch
spreekt, en in dat geval, moeten de door de natuur aangeboden indivi-
dueele verschillen, welke de mensch met een bepaald doel voor het
fokken of kweeken uitkiest, noodzakelijk eens voorkomen. Anderen
hebben tegengeworpen, dat de uitdrukking teeltkeus een bewust kiezen