
kunnen voortzetten, eenvoudig het lot te beurt valt van die vele duizen-
den, welke reeds zijn uitgestorven.
Het möge wellicht niet volkomen logisch zijn, maar in elk geval is
het naar mijn opvatting veel meer bevredigend, als ik den jongen koekoek,
die zijn pleegzusters uit het nest werpt; de slavenmakende mieren,
de sluipwespenlarven, die haar slachtoffer bij levenden lijve verteren; de
katten, welke met de muis, de otter en de kormoran, welke met levende
visschen speien, niet behoef te beschouwen als voorbeelden van instinkten,
welke aan ieder van deze dieren in het bijzonder door den Schepper
zijn verleend, maar als ik hen mag beoordeelen als kleine uitingen van
de eene algemeene wet, die tot den vooruitgang van alle organische
wezens leidt, — van de wet: Vermenigvuldigt u, verändert, u, dat de
sterken gewijd zijn aan het leven, de zwakken aan den dood!
FRAGMENTEN OVER HET INSTINKT. 1
VERTAALD DOOR
Dr. H. HAR TO GH HEYS VAN ZOUTEVEEN.
OORSPRONG EN ONTWIKKELING DER INSTINKTEN.
[Nadat Darwin de in het »Ontstaan der Soorten« 2 uitvoerig medege-
deelde proef van Huber heeft medegedeeld, omtrent de rups, die haar
ingewikkeld spinsei na een storing telkens iets hoogerop weder moest
beginnen, maar daarentegen een verder gevorderd spinsei van een andere
rups niet kon gebruiken, gaat hij aldus voort :]
. . . . Op soortgelijke wijs sehijnt de honigbij bij den bouw harer
eellen gedwongen te zijn, in haar arbeid een onveranderlijke orde te
volgen. Fabre deelt een ander merkwaardig voorbeeld mede, hoe een
1 Deze .door Darwin geschreven fragmenten zijn door Romanes in den
tekst van zyn werk „Mental Evolution of Animals” ingeiascht.
2 rj- , , , m _ Dr. H. H. H. v. Z.
I Zie boven, blz. 802. Dr. H. H. H. v. Z. Huber’s proef is uitvoeriger
beschreven m de „Mém. Soc. Phys. de Genève”, Vol. VII, blz. 454.
instinktmatige handeling onveranderlijk op een andere volgt. Een graaf-
wesp (Sphex) maakt een nest, vliegt weg en zoekt naar buit, welke zij,
door een steek verlamd, aan den ingang van het nest nederlegt, doch
gaat er altijd in, om te zien of alles in orde is, vöör zij haar buit naar
binnen sleept. Terwijl de graafwesp in het nest was, legde Fabre den
buit op körten afstand ter zijde neör. Toen de graafwesp eruitkwam,
vond zij het buitgemaakte dier spoedig, en bracht het weder naar den
ingang van het nest, maar toen trad de instinktmatige dwang op, öm
het zoo even onderzochte hol nogmaals te onderzoeken, en even dik-
wijls als Fabre den buit weglegde, zoo dikwijls werd dit ook herhaald,
zoodat de ongelukkige graafwesp veertig malen achtereen onderzocht!
Toen daarop Fabre den buit geheel wegnam, voelde zieh de graafwesp-
in plaats van een nieuwen buit te zoeken en haar voltooide nest te
gebruiken, in de noodzakelijkheid gebracht den rhythmus harer instinktmatige
handelingen te vervolgen, en sloot, vöör zij aan een nieuw nest
begon, het oude geheel dicht, ofsehoon dit in werkelijkheid volkomen
doelloos was, daar het geen buit tot voedsel voor haar larve bevatte
Längs een anderen weg leeren wij wellicht de betrekking tusschen
gewoonte en instinkt kennen, in zoo ver namelijk dit laatste een groote
macht verkrijgt, als het ook slechts een- of tweemaal gedurende körten
tijd wordt in practijk gebracht. Zoo heeft men b. v. verzekerd %.
dat een kalf, dat nooit aan zijn moeder had gezogen, veel gemak-
kelijker met de flesch was groot te brengen, dan wanneer het ook maar
eenmaal aan den uier was geweest. Ook Kirby beweert, dat eenlarver
die zieh een tijd lang met een bepaalde plant heeft gevoed, eerder
te gronde gaat, dan dat zij van een andere vreet, die volkomen aan-
nemelijk voor haar zou zijn geweest, als zij zieh van den beginne at
daaraan had gewend
Ofsehoon er, gelijk ik heb trachten aan te toonen, een in ’t oog
loopend en nauw parallellisme tusschen gewoonten en instinkten bestaat,
en hoewel handelingen, die men gewoon is te plegen, en toestanden
van den geest erfelijk zijn, en dan, zoover ik kan zien, eerst recht in-
stinktmatig worden, zoo zou het toch volgens mijn meening een groote
dwaling zijn, het grootste aantal instinkten als door gewoonte ver-
kregen en overgeerfd te beschouwen. Ik geloof, dat de meeste instinkten
1 „Ann. d. Sciences Natur.” 4 Ser. Tome VI, blz. 448. Betreffende de
bijen, zie Kirby en Spence.
s Darwin, „Zoonomia”, blz. 440.