
is voorzeker een groot voordeel voor elk individu eener soort, want in
den strijd des levens, waaraan elk wezen is blootgesteld, zal een
Proteolepas des te beter kunnen staande blijven, hoe minder voedingssto
hij behoeft te besteden voor de ontwikkeling van een deel, dat voor
hem nutteloos is geworden.
Derhalve geloof ik, dat de natuurlijke teeltkeus altijd zulke deelen,
die nutteloos en overtollig zijn, zal trachten op te ruimen of te doen
verminderen, zonder daarom een ander deel zooveel te meer te doen
ontwikkelen. E n omgekeerd, dat d e n a t u u r l i j k e teeltkeus zeer wel in
Staat is om een deel grootelijks te doen ontwikkelen, zonder tevens
noodig te hebben, als een noodzakelijke vergoeding daarvoor, een ander
deel te verminderen.
VERANDERLIJKHEID VAN VEELTALLIGE EN RUDIMENTAIRE WERK-
TUIGEN EN VAN LAAG GEORGANISEERDE WEZENS.
Het schijnt, zooals Is. Geoffroy St. Hilaire heeft opgemerkt, zoowel
bij rassen als bij soorten de regel te zijn, dat, als een deel of een
werktuig dikwijls voorkomt in de lichaamsinrichting van het zelfde mdividu,
zooals de wervelen bij slangen en de meeldraden bij veelmanmge bloemen
(Polyandria) het getal dier deelen veranderlijk is, terwijl het getal van
het zelfde deel of werktuig, als het in een kleinere hoeveelheid voorkom ,
standvastig is. De zelfde schrijver en eenige kruidkundigen hebben verder
bespeurd, dat veeltallige (meervoudige) deelen ook zeer vatbaar voor verändernden
zijn. In zooverdie „ v e g a t i e v e h e r h a l i n g , om de
uitdrukking van Prof. Owen te bezigen, een teeken van een läge bewerk-
tuiging schijnt te zijn, schijnt de voorgaande opmerking in verband te
staan met de zeer algemeene meening der natuuronderzoekers, dat
wezens, die laag staan op de ladder der natuur, veranderlijker zijn dan
die, welke hooger zijn geplaatst. Ik vermoed, dat de uitdrukking laag
in dezen zin moet zeggen, dat de onderscheidene deelen der bewerk-
tuiging slechts weinig zijn ingericht voor bijzondere vernchtmgen; en
zoo lang het zelfde werktuig onderscheidene werkzaamheden moet verrichten,
kunnen wij mogelijk wel de reden zien, waarom het zoo veranderlijk
is, dat is, waarom de natuurlijke teeltkeus elke kleine afwijkmg
van den vorm minder zorgvuldig heeft bewaard of verworpen, dan wanneer
het deel moest dienen voor een bepaald doel alleen. Om de zelfde
reden dus als die waarom de mensch aan een mes, dat moet dienen
om alles te snijden, geen bijzondere gedaante geeft, terwijl hij aan een
scheermes of een snoeimes een gedaante geeft, overeenkomstig het doel,
waartoe het zal worden gebruikt. Wij moeten nooit vergeten dat de
natuurlijke teeltkeus op elk deel van elk schepsel eeniglijk en niet anders
dan tot zijn voordeel kan werken.
Eenige schrijvers hebben gezegd, en ik geloof naar waarheid, dat
deelen, die rudimentair zijn, ten hoogste vatbaar zijn voor Veränderungen.
Wij zullen later gelegenheid hebben om op het onderwerp van
rudimentaire en mislukte werktuigen terug te komen : ik wil hier slechts
aanmerken, dat hun veranderlijkheid te wijten schijnt te zijn aan hun
nutteloosheid. en dat daarom de natuurlijke teeltkeus geen macht heeft
om afwijkingen daarin te verhinderen.
EEN DEEL, HETWELK BIJ DE EENE OF ANDERE SOORT OP EEN
BUITEN GEW ONE WIJZE ONTWIKKELD IS, IN VERHOUDING
TOT HET ZELFDE DEEL BIJ VERWANTE SOORTEN,
HEEFT EEN ZEER GROOTE NEIGING TOT
VERANDERLIJKHEID.
Verscheidene jaren geleden werd ik in een verhandeling van Water-
house door een soortgelijke opmerking verrast. Ook een waarneming
van Prof. Owen ten opzichte van de lengte der armen van den orang-
oetan, leidde tot bijna het zelfde besluit. Het is niet doenlijk iemand
van de waarheid der bovenstaande Stelling te overtuigen, zonder de
lange lijst van feiten mede te deelen, die ik heb verzameld, maar die
ik hier onmogelijk kan geven. Ik kan hier niets meer doen dan mijn
overtuiging te kennen geven, dat die regel zeer algemeen is. Ik ken
wel vele bronnen van dwaling, maar hoop er genoeg rekening mede te
hebben gehouden. Ik moet er vooral oplettend op maken, dat de regel
geenszins toepasselijk is op elk deel, dat ongewoon sterk ontwikkeld;
is, neen, slechts op die deelen, welke in dat geval zijn in v e r h o u -
d i ng t o t de z e l f d e d e e l e n bij na verwante soorten. Zoo is.
de vleugel van de vleermuis een zeer ongewoon ontwikkeld deel in de
klasse der zoogdieren, doch daarop is de regel niet van toepassing, om