
gels hebben te lijden, en de havik bespeurt zijn prooi door het gezicht —
daarom willen sommige menschen geen witte duiven houden, omdat zij
het meest ten prooi der roofvogels worden. Derhalve weet ik geen reden
te vinden om te twijfelen, dat de natuurlijke teeltkeus zeer werk-
zaam is in het geven van een eigen kleur aan elke soort van wilde
hoenders, en in het zooveel mogelijk in stand houden van die kleur, als
zij eenmaal is verkregen. Ook moeten wij niet denken, dat de vernie-
tiging van een dier, hetwelk een bepaalde kleur bezit, een zaak van
weinig belang is: wij herinneren, hoe noodig het is in een kudde witte
schapen, die men wil wit houden, elk lam te dooden, dat een zwarte
vlek vertoont. ßij de planten worden het dons op de vrucht en de
kleur van het vruchtvleesch gewoonlijk door de kruidkundigen als dingen
van het minste gewicht gerekend; doch een zeer kundig kweeker,
Downing, verhaalde mij, dat in de Vereenigde Staten gladhuidige vruch-
ten veel meer van een soort van snuitkever hebben te lijden dan die
mei dons zijn bekleed; dat blauwe pruimen veel meer door zekere ziekte
worden aangetast dan gele; terwijl een andere ziekte veel meer perzi-
ken met geel vruchtvleesch aantast, dan de zoodanigen, welke een anders
gekleurd vleesch hebben. En als nu met alle hulpmiddelen der
menschelijke kunst zulke geringe verschillen reeds een grooten invloed
oefenen op de aankweeking van verschillende verscheidenheden, dan
zullen voorzeker in den natuurstaat, waar de boomen moeten strijden
met andere boomen en met eene menigte vijanden, zulke verschillen
moeten beslissen of een verscheidenheid met gladde of met donzige
huid, of een gele of een blauwe vrucht in wezen zal blijven.
Bij het beschouwen van de menigte kleine verschillen tusschen de
soorten welke ons, in zooverre wij daarover in onze onwetendheid kun-
nen oordeelen, volkomen onbelangrijk voorkomen, moeten wij niet ver-
geten, dat het klimaat, het voedsel en dergelijken ook eenigen invloed
oefenen. Doch het is nog veel noodzakelijker in gedachten te houden,
dat er vele onbekende wetten zijn, die het verband der deelen onderling
beheerschen; wetten, welke, als een deel der bewerktuiging is gewijzigd
en de wijzigingen door de natuurlijke teeltkeus zijn opgestapeld
ten nutte van het schepsel, wederom andere en dikwijls geheel onver-
wachte wijzigingen zullen teweeg brengen.
Gelijk wij zien, dat er in den tammen staat veranderingen voorkomen,
die in zeker tijdperk* des levens verschijnen, en de strekking hebben
om bij de nakomelingen in het zelfde levenstijdperk weder te verschijnen —
in de zaden van vele onzer tuin- en veldvruchten; in den rups-
en den poptoestand van den zijdeworm; in de eieren der hoenders en
in de kleur van het dons der kiekens; in de horens van schapen en
runderen als zij bijna volwassen zijn — zoo geschiedt dat ook m den
natuurstaat: de natuurlijke teeltkeus kan op de schepselen werken en
hen wijzigen op elken leeftijd, door de wijzigingen ook op de jongen
erfelijk over te brengen. Als het voordeelig voor een plant is, dat zij
zaden heeft, die door den wind heinde en ver worden verstrooid, dan
zie ik niet in waarom zulks voor de natuurlijke teeltkeus moeielijker zou
wezen dan het voor den katoenplanter is, die door zijn keus het katoen
van zijn boomen vermeerdert en verbetert. De natuurlijke teeltkeus kan
de larve van een insekt wijzigen en. geschikt maken tot een reeks van
toestanden, geheel verschillend van die, waarin het volmaakt insekt moet
leven. Zulke wijzigingen moeten ongetwijfeld, door het wederkeenge
verband in de ontwikkeling der lichaamsdeelen (correlatie), het lichaam
van het volkomene dier veränderen; en misschien is bij zulke insekten,
die slechts weinige uren in den volmaakten toestand leven en nooit
voedsel gebruiken, een groot deel van hun lichaamsinrichting niets anders
als de uitkomst van een menigte veranderingen, voorgevallen in het
lichaam der larve. Zoo zullen ook, omgekeerd, wijzigingen in het volwassen
dier dikwijls de larven doen veränderen. Doch hoe het ook zij,
de natuurlijke teeltkeus zal in allen gevalle er voor zorgen, dat, van
welke wijziging zij ook gebruik maakt, die nooit ten nadeele worde
van het schepsel; want als dat het geval was, zou zulks een oorzaak
worden van het uitsterven der soort.
De natuurlijke teeltkeus zal de jongen wijzigen ten opzichte van de
ouden, en de ouden met betrekking tot de jongen. Bij gezellig levende
dieren zal zij elk individu geschikt maken voor het heil der geheele
maatschappij, zoodat elk lid voordeel heeft bij de wijziging. Wat de
natuurlijke teeltkeus niet kan bewerken, is : verandering van het maaksel
eener soort zonder voordeel voor deze, maar ten gunste eener andere
soort, en hoewel in werken over natuurlijke historie voorbeelden daarvan
worden aangevoerd, heb ik die in geen enkel geval steekhoudend be-
vonden. Het eene of andere deel, of de eene of andere inrichting des
lichaams, die slechts eenmaal in het geheele leven van het dier van
dienst is, kan ook eenigszins door de natuurlijke teeltkeus worden gewijzigd,
zooals de groote kaken, die zekere insekten bezitten en die
bij uitsluiting worden gebruikt om de cocons te openen; of de harde
_ Q
HET ONTSTAAN DER SOORTEN.