
I N L E I D I N G.
Toen ik aan boord van het schip the Beagle als natuuronderzoeker
een reis rondom de aarde maakte, werd ik vooral getroffen door som-
mige bijzonderheden en feiten, betreffende de verspreiding der dieren
en planten van Zuid-Amerika, en de geologische betrekkingen van de
tegenwoordige tot de verledene bewoners van dat gedeelte der aarde.
Die feiten, meende ik, verspreidden eenig licht over het o n t s t a a a
de r s o o r t e n — dat grootste aller geheimen, zooals het door ze-
keren wijsgeer is genoemd. Bij mijn terugkomst in 1837 werd het nrij
hoe langer hoe duidelijker, dat er misschien veel ter beantwoording dier
groote vraag zou kunnen worden gedaan, door namelijk alle feiten, die
eenige betrekking hadden tot het onderwerp, te verzamelen en onderling
te vergelijken. Na vijf jaren van studie in die richting schreef ik eenige
opmerkingen ter neder; in 1844 werkte ik die uit tot een schets, en
van dien tijd tot op den tegenwoordigen heb ik niet opgehouden telkens
over het onderwerp na te denken. Ik vermeld deze persoonlijke bijzonderheden
slechts met het doel om te bewijzen, dat ik niet te haas-
tig ben geweest in het nemen van een besluit,
Mijn werk is nu (1859) bijna gereed, maar wijl ik nog wel twee of drie
jaren noodig heb om het zoo volledig mogelijk te maken, en wijl mijn ge-
zondheid verre van goed is, dacht het mij goed reeds nu dit uittreksel
uit te geven. Ik ben hiertoe voornamelijk a a n g e s p o o r d doordien de heer
Wallace, die tegenwoordig de natuurlijke geschiedenis van den Malei-
schen archipel bestudeert, bijna tot volkomen de zelfde algemeene uit-
komsten ten opzichte van het ontstaan der soorten is gekomen, als die
welke ik heb verkregen. In het jaar 1858 ontving ik van bovenge-
noemden een verhandeling over dat onderwerp, met verzoek die aan
Sir Charles Lyell ter hand te stellen, welke haar vervolgens aan de