
stuk over de —, 122-1 7 7 ; be-
schouwing van de uitdrukking —,
4^3; — is niet de oorzaak der
ontvruchtbaarheid. 424; s e ks u-
• e e l e —, 20, 131, 174, 198, 202.
T e e l t w i s s e l i n g , 614.
Te g e t p n e i j e r , over de cellen der
bijen, 323.
Teleostei , 167, 174.
T emmi n g , veranderingen door de
—, 49; van verwilderde konijnen,
paaiden en honden, 3 79 .
T e m p e l s (Indiaansche) 117.
T e rmi e t e n , 366.
T e r r i e r , 381, 382.
T e r u g k e e r der instinkten bij krui-
sing, 384 ; zie Atavisme.
T e r u g s l a g , 646; z;e Atavisme.
Tetrao tetrix, 127.
Te r ami n c k , over de rangschik-
king der vogels, 591.
Thecia, instinkt van de rups eener
—, 367 ; op den granaatboom
levende soorten van —, 367, 368.
T h om p s o n (E. P ), over instinkt,
340; over voorzicbtigheid bij ratten
en muizen, 346
T h omp s o n (W.), over het verloren
gaan van het trekinstinkt
bij snippen. kwartels en rotgan-
zen, 339, 349; over Noord-Ameri*
kaansche vogels, 341 ; over onbe-
vreesdheid van vogels voor spoor-
treinen, 346 ; over den nestbouw
der reigers, waterhoenders, rood-
borstjes, eksters en lijsters, 356
v. v. ; over verschil van het instinkt
bij de patrijs. 363
T h oms o n (Sir W y v i 11 e), over
den ouderdom der hewoonbare
aarde 476 ; over veranderingen in
den physischen tocstand der aarde,
477 ; over het vastworden der aard-
schors, 655.
T h o u i n , over enting, 423.
T h u r e t . over gekruiste Fucoiden,
420.
T h w a i t e s , over het verduren van
koude door boomen, 186.
Thylacinus, 599
T o e n ame in getal, 107.
T o e v a l l j g e plantep, 53.
T o me s , over de verspreiding der
vledermuizen, 567.
T o n g v a l l e n , 594.
Torpedo, 235.
T o r r e n , zie : Kevers
Totanus, 359 ; — macularias, 358.
T o u l o u s e - g a n s , 79.
Toxodon, 486, 491
Trachites nigra, 315.
Trachypterus arcticus, 281.
Trap, 81.
T r a q u a i r (Dr.), overplatvisschen,
281.
T r a u t s e h o l d , overtusschenvor-
men, 463
T r e k i n s t i n k t der dieren, 30>;
338 v. v. ; theorie daarvan, 343,
344; soms gebrekkig ontwikkeld, 370.
T r e k k e n , van jonge vogels, 338 ;
van de kwartel, 339; van den bison,
339, 372 ; van den eland en
het rendier, 344; der lemmingen,
eekhoorns en hermelijnen, 370;
der insekten, 371; der duiven, 371,
372 ; der antilopen. 372.
T r e k t o c h t e n, 371.
T r e k w e g e n der vogels, 313, 344.
Trichoneura pudicum, 553.
Trifolium incarnatum, 138, 548,549,
554; - pratense, 116, 138; —
repens, 116.
Trigonia, 489.
Tri l o b i e t e n , plotseling uitster-
ven der —, 489
T r i m e n , over nabootsing bij vlin-
ders, 602
T r ^ m o r p h i sme bjj planten, 89,
Triton, 628.
Troglodytes, 336, 337, 356.
T r omme l du i f , 63.
Tropaeolum majus. 554.
Tuc o - t uc o , 183.
T u i m e l a a r , kortbekkige — en
gewone —, 63, 65; niet in staat
de eierschaal open te breken, 130;
het tuimelen van den — erfelijk,’
308, 380, 388, 392 ; jongen van
den —. 622.
T u i n -me l d e , 548.
T u i n p l a n t e n , veranderingen der
Turdus musicus, 119, 359; — mi-
gratorius, 119, 360; — falMandi-
cus, 354 ; — merula, 359.
Tussilago Farfara, 548, 549. 556.
T w e e z a a d l o b b i g e p l a n t e n ,
zie : Dicotyledonen.
T ij d , het bloote verloopen van den
— brengt geen wijzigingen voort,
448; over het verloop van—, aan-
getoond door de afzetsels. 452.
T y c h o Br a h é , tegenstander van
het wereldslelsel van Gopernicus, 3 .
T y p e n , zie Grondvormen.
Typotherium, 495.
U.
U i e z a d e n , weêrstandsvermogen
tegen zeewater, 548.
U i e r , sterker ontwikkeld, als het
dier geregeld wordt gemolken, 54 ;
rudimentaire tepelsvanden—,628.
U i t e e n s p r e i d i n g , zie: Diver-
gentie.
U i t g a v e n van het Ontstaan der
Soorten, 37.
U i t s t e r v e n , 152, 158, 162, 175,
484, 605. I
VIex, jonge bladeren van —, 616.
Ulex europaeus, 554.
Umbelliferae, bloemen en zaden van
—, binnenste, 266.
Un g e r , over de veranderlijkheid
der soort, 34.
. Unio complanatus, door eenden ver-
spreid, 581.
TJria laerymans, 135.
Uropetalum, 553.
V.
V a c h t , dikkere — in een koud
klimaat, 179.
V a i l l a n t (le ), over het trekken
der kwartels, 339.
V a l e n c i e n n e s , over zoetwater-
visschen, 558.
V a 1 k , kennis van den tijd, 340,
makheid op eilanden, 345.
Va 11 en d e z i e kt e , zie : Epilepsie.
V a r i a t i e , 18, 21, 8 6 ; correlatieve
—, 53, 54; analoge —, 599 ; wet
HET ONTSTAAN d e r s o o r t e n
der — van Delboeuf, 646;, zie r
Verandering. .¡, ailr.
V a r i e t e i t e n , 23, 86; phytophav
?e —i 92, zie: Verscheidenhedeny
Va r k e n s met een slurf en oen
hondskop, 177; zwarte rfrr, niet
vergiftigd door de kleurwortel, 54;
gewijzigd door gemis aan heweariner.
247. ri oJ
V e e , treklustig —, 342. !„>!, , /
V e g e t a t i e v e herhaling, 196.p«
Ve l d m ui z e n , roeien de homraels?
uit, 116.
V e n t i l a t i e in bijenkorven,j368^ v
V e r a n d e r i n g der levensvoor-
waarden, 18; door temming, ,40;
— veroorzaakt door den aard, van
het organisme en de levensvoor-
waarden, 50; — in den natuur-/
staat, 85; wetten der—, 178ir:cqr-
relatieve —, 53, 108, 244, 2551
— vertoont zieh op overeenkom-
stigen leeftijd, 57, 128; analoog bij
verschillende soorten, 204,; kleine
— in de levensvoorwaarden Jiuitig
voor de vruchtbaarheid, 440; —
van het waterpas, 460, 46j(..; , „ l >
Ve r a n d e r l i j k h e i d derf kruis^
lingen en bastaarden, 440; ,gene-
ratieve —. 200. ' i - . . ,
V e r b a n d , 129, 596, 624;' tt, in
de lichamelijke bijzonderhed.en bij
dieren en planten, 55, 129, 596 *
— tusschen de ontwikkelingstoe-
standen, 624. ■ , , j . v
Verbascum, onvruchtbaarheid . van
—» 413 ; gekruiste verschpideohe-
den van —, 438, 439.
V e r d e e l i n g van den ¡pjrbßid,
138, 157.
Ve r dwi j n e n van niet nrgpr,ge-
bruikte organen, 616.
V e r e d e l e n van rassen, 80.
V e r g i f t , grijpt dieren van zekere
kleur niet aan, 54; gelijksoovtige
uitwerking op dieren, 677.toil JuJ
V e r g o e d i n g van den wasdom,
194.
V e r 1 o o p e r s, 53. f .‘01
V e rme e r d e r i n g , snelhgid,..dar
—, 16, 107; onbeperkte .—» der
soorten, 171.