
sehen de instinkten van verschil-
lende dieren, 366.
Anamotheca cruenta, 553.
Anas brachyptera. 184.
Anas microptera, 181, 222.
Anatidae, vruchtbaarheid, 448.
Anelasma, 639.
Ancylus, 559.
A n d a m a n-eilanden,voorkoraen van
padden op de — 566.
A n g e l der bijen, 251 ; bij zonder —,
119.
An g o u mo i s - m o t (Sitotroga cerea-
lella), dubbel instinkt van —, 362.
A n j e l i e r , 419.
Anomma, 334, 335.
Anser einer eus, 416.
Anser cygnoides, vruchtbare paring j
met de gewone gans, 446,446 v. v.
Anser leucopterus, 226.
Antechinus, 597.
Anthus chii. 402.
A n t i l o p e n , trektochten der —,
371.
A p e n , uitgestorven — 473 —, heb-
ben geen ontwikkeld verstand ge-
kregen, 274.
Aphis, ontwikkeling van —, 619.
Apis, 390.
Apium graveolens, 556.
Apteryx, 32, 630.
A r a b i s c h e paarden, 76.
Ar a l , meer —. 506.
A r b e i d, verdeeling van den —,
138, 157.
Archaeopteryx, 473, 496.
A r c h i a c (d*), opeenvolging der
soorten, 492.
A r c h i p e l , Maleische —, 469,568.
Ardea herodias, nestbouw, 355.
Argentone mexicana, 554.
A r i s t o t e l e s, over doelmatigheid
in de natuur en haar oorzaken,
25, 26.
Artamus sordidus, nestbouw van —,
360.
A r t i s j o k , 108; Jerusalem —, 188.
Arum maculatum, 553.
A s a Gr a y , zie : Gray (Asa).
A s c e n s i o n , planten van —, 562.
A s c l e p i a d e e è n , 599.
Asclepias, stuifmeel v a n—, 236.
A s p e r g e p l a n t , 524.
Asphodelus luteus, 553.
Aspicarpa, 589.
Aster chinensis, 556.
A t a v i s m e (terugkeer, terugslag),
een wet der erfelijkheid, 56 ; bij
duiven, met betrekking tot de
blauwe kleur, 67, 205; — belemmert
de natuurlijke teeltkeus, 145 ;
zoogenaamd spontane variaties door
—, 244; — door kruising, 314 ;
verdwijnen van deelen door —, 645.
Ateuchus, 181.
Atriplex, 548, 550, 554.
A t r o p h i e , 610.
A u c a p i t a i n e , over landslakken,
570.
A u d u b o n (J. J.) over den fregat-
vogel. 226; over vogelnesten, 305;
over het nestelen der meeuwen,
355; over Sterna minuta, 360: over
het trekinstinkt der wilde g an s,
395; over zaden in de maag van
reigers, 561.
A u e r o s, 173.-
A u s t r a l i e , vasteland van —, zie
Nieuw-Holland.
A u t o b i o g r a p h i e van Cb. Darwin,
6.
Avena, 552.
A v i c u l a r i e n , 287, 295.
A z a r a (Don Felix de), over die wilde
paarden van Amerika, 115 , 370;
over de levenswijze van den pam-
passpecht, 257.
A z o r i s c h e eilanden, flora der —,
529, zwerfblokken op de —. 529.
B.
B a a r d t a r w e , witte,hoeontstaan,
189.
Bdbiana plicata, 553.
B a b i n g t o n , overBritscheplanten,
91.
B a c h m a n n (Dr.), over het trekken
van de buffels en vogels, 339; der
eekhorentjes, 370.
B a c o , beginselen van —, 7.
B a c t e r i e n , 113.
B a d e n - P o w e l l , over de philo«
sophie der schepping, 35.
B a e r ( v o n ) , over de afstamming
van verschillende vormen van een
enkelen stamvorm, 36; maatstaf
voor de hoogte der ontwikkeling,
167; vergelijking tusschen een bij
en een visch, 504; embryo’s van
gewervelde dieren in den aanvang
gelijk, 615.
B a k e r (Sir S.), over de giraffe, 271.
B a k e w e 11, over teeltkeus bij rund-
vee, 19, 75.
B a k k e r (G.), over den oorsprong
van den mensch, 27.
Balaenoptera rostrata, 276, 277, 279.
Balanidae, dekselplaten der — 1 98;
de — hebben geen eierhoudende
banden, 233.
Baianus, 218.
B a 1 e i n , ontwikkeling van het —,
276.
B a n k s (Sir J.), over veranderingen
in het instinkt der spinnen, 362.
B a n t a m - h o e n , 71.
B a r r a n d e , primordiaalfauna van
- , 477; verdedigde de onveran-
derlijkheid der soorten, 480; Silu-
rische kolonies, 482; geloofde niet
aan katastrophen, 485; opeenvolging
der soorten, 492; overeenkomst in
de opeenvolgende Silurische lagen
in verschillende landen, 494; ver-
wantschap van palaeozoi'sche dieren,
496
B a r r i n g t o n (D.), over de vrees-
achtigheid van groote vogels, 347.
B a r t l e t t , over den snavel van de
Egyptische gans, 277; over anti-
pathieen der dieren in de zoologische
tuinen, 388.
B a s t a a r d e n , — der duiven,
68 ; onvruchtbaarheid van vele —,
83, 417, 4 20; vruchtbare —, 428,
446 ; — eh kruislingen vergeleken,
440.
B a s t a a r d m u u r , 435, z ie : Ana-
gallis.
B a s t a a r d n a c h t e g a a l , 312.
B a s t a a r d v o r m i n g , 409; in-
vloed daärvan op de instinkten, 385.
B a t e s , over de dieren aan den
Amazonenstroom, 575; over na-
bootsing bij vlinders, 600.
B a t r a c h i e r s , ontbreken op ocea-
nische eilanden, 566.
B e a g l e , reis van de —, 1, 2.
B e c h s t e i n (J. M.), over het trekken
der lijsters, 339; over het
gezang der nachtegalen, 363.
B e e n i g e v i s s c h e n , haar plot-
seling verschijnen, 474.
B e k k e n der vrouwen, 192.
B e 1 e m me r i n g e n van de ver-
meerdering, 110.
B e l e t s e l e n tegm de vermeerde-
ring, 110.
Berberis, bloem van de —, 142.
B e r e n , vangen van waterinsekten
door —, 224.
B e r g d i e r e n , 575«
B e r g ij s , 537.
B e r g p l a n t e n , 575.
B e r k e l e y (M. J.), over den invloed
van het zeewater op het kiemen
der zaden, 524, 546, 547,
B e r m u d a , vogels van —, 564.
Bernicla brenta, 340.
B e n t h a m , over Britsche planten,
91; over de rangschikking (klas-
sificatie), 591.
B e s e 1 e r , over kruising van tarwe,
190.
B e s t a a n (strijd voor of om het
bestaan), 104.
B e s t a a n , voorwaarden van het —,
255; z ie : Levensvoorwaarden.
Beta vulgaris, 550, 554.
B e v e r , woningen van den —, 360,
361.
B e v r u c h t i n g op verschillende
wijzen bewerkt 240, 248.
B e w e r k t u i g i n g , zieorganisatie.
B e z i n k s e l s , 479.
B ij e n , bevruchten bloemen, 116;
bezoeken de roode klaver niet, 138 ;
Nieuw-Hollandsche — worden uit-
geroeid, 119; ltaliaansche of Ligu-
rische — 139; de angel der —,
251 ; wijzigingen van haar instinkt,
305, 360; de koninginnen dooden
haar mededingsters, 251; parasitische
—, 315, 364; celbouwinstinkt
der —, 319, 375; darrenmoord,
365; ventileering der korven, 368;
dwalende instinkten, 373; lang