
wezens te verklären: maar naar mijn gevoelen wordt het duidelijk ver-
Iklaard door de erfelijkheid en de samengestelde werking der na-
tuurlijke teeltkeus, die het uitsterven en de uiteenspreiding der ken-
.anerken ten gevolge heeft, zooals wij door onze teekening hebben
-bewezen.
De onderlinge verwantschappen aller wezens van de zelfde klasse zijn
■somtijds bij een boom vergeleken Ik vind, dat die vergelijking zeer
■ goed is. De groene en met bladeren bezette twijgen stellen de bestaande
.soorten voor; en die twijgen, welke in elk vorig jaar zijn gevormd,
kunnen de vele uitgestorven soorten voorstellen. In elk tijdperk van
-•den groei hebben alle twijgen zieh naar alle kanten trachten te vertak-
-ken, en verder te groeien dan de omringende twijgen en takken; op de
^zelfde wijze als soorten en groepen van soorten andere soorten in den
grooten levensstrijd hebben trachten te overmeesteren. De hoofdtakken,
verdeeld in dünnere takken, en dezen wederom in al dünnere endun-
•nere, waren eens, toen de boom nog jong was, spruiten met bladeren
«en knoppen; en die verhouding van de tegenwoordige spruiten met bladeren
en knoppen tot de verledene twijgen en takken, kan een zeer
-goede voorstelling geven van de rangschikking aller uitgestorven en
¿nog levende soorten in groepen, ondergeschikt aan groepen. Van de
vele twijgen, die groen waren, toen de boom nog slechts een heester
was, leven er nog slechts twee of drie, die tot groote takken zijn geworden
«en alle overige takken dragen 5 en zoo is het 00k met de soorten,
welke in lang verledene geologische tijdperken leefden : slechts enkele
hebben tegenwoordig levende en gewijzigde afstammelingen. Sedert het
eerste ontspruiten van het zaadkorreltje, dat tot een boom is geworden, ver-
-dorde menige tak van den boom en viel af, en die afgevallene en doode
takken van verschillende dikte stellen die geheele orden, families en geflachten
voor, welke nu geen levende vertegenwoordigers hebben, en
die wij slechts kennen, omdat wij hen in fossielen toestand hebben ge-
vonden. Gelijk wij hier en daar een dünnen tak, laag aan den stam of
lusschen twee groote takken zien, die, door het een of andere toeval
Jjegunstigd, levend is gebleven, zoodat hij is opgeschoten tot aan den kruin
des booms, zoo zien wij 00k nu en dan een dier, als het vogelbekdier
of de lepidosiren, welke in zekere mate twee groote takken des le-
vens verbinden, en die klaarbijkelijk voor een noodlottige mededinging
zijn bewaard gebleven, omdat zij op een beschütte plaats woonden.
Clelijk knoppen, door te groeien, andere knoppen voortbrengen, en deze,
als zij krachtig zijn, uitspruiten en tot twijgen worden, en de twijgen
tot takken veränderen, en de takken zieh verdeelen en aan alle kanten
menigen zwakkeren broeder doen verstikken, zoo is het 00 k het geval
geweest met den grooten b o o m de s l e v e n s , welke met zijn doode
en afgebroken takken de korst der aarde vervult, maar de opper-
vlakte bedekt met zijn heerlijke, altijd groene bladeren en kleurige
bloemen.
A A N T E E K E N I N G .
In het begin van hoofdstuk II (blz. 8 6 ) zegt Darwin dat er soms
varkens met een soort van slurf worden geboren. In Juli 1889 (toen
dat hoofdstuk en het volgende reeds waren afgedrukt, vandaar kan ik
het hier eerst vermelden) werden bij den landbouwer J. H. Bos te
Barneveld twee biggen geboren, die zulk een slurf ter lengte van een
vinger bezaten. Tevens waren zij merkwaardige voorbeelden van zoo-
genaamde correlatieve variatie (zie Hoofdstuk V); want gelijktijdig met
deze afwijking, vertoonden zieh vele andere afwijkingen, die allen her-
innerden aan den olifant, die, gelijk men weet, een vrij na met het
zwijn verwant dier is. Die biggen bezaten namelijk slagtanden die veel
ontwikkelder waren dan bij gewone biggen, en platte hangooren; zij waren
onbehaard en tweemaal grooter dan gewone biggen. Zij leefden slechts
twee uren, daar zij er niet in slaagden te zuigen. Jammer is het, dat
men niet heeft beproefd ze kunstmatig te voeden, groot te brengen en
er zoo mogelijk een ras uit te fokken! De lijken werden naar de rijks-
landbouwschool te Wageningen gezonden.
Een derde big van den zelfden worp had den gedrongen kopvorm
van een dog. Deze monsterachtigheid is bij zeer verschillende soorten
van huisdieren waargenomen. In La Plata (Argentinie) heeft zelfs een
tijdlang een runderras met zulke koppen bestaan (Niata-rund).
Dr. H. H. H. v. Z.
HET ONTSTAAN DER SOORTEN. 12