
verwonderd, hoe algemeen de zelfde regelen op de beide rijken van toe-
P Wij ^hebben reeds opgemerkt, dat de graden van vruchtbaarheid,
zoowel van eerste kruisingen als van bastaarden, loopen van jggg
komen onvruchtbaarheid tot een onbepaald volkomen vruchtbaarheid.
Het is opmerkelijk, op hoe vele manieren het bestaan dier graden
is te bewijzen. Als er stuifmeel van een plant uit zekere familie
wordt geplaatst op den Stempel eener plant van een andere familie,
oefent het volstrekt geen anderen invloed dan een even groote hoeveelheid
onbewerktuigde stof. Van dit nulpunt van vruchtbaarheid af, verwekt
het stuifmeel van verschillende soorten van het zelfde geslacht,
gelegd op den Stempel van de eene of andere soort, een trapsgewijze
opklimming in het getal van zaadkorrels, die worden voortgebracht, tot
aan een bijna of zelfs geheel volkomen vruchtbaarheid; en, zooals wfj
in eenige ongewone gevallen hebben gezien, zelfs tot een overmaat van
vruchtbaarheid, boven die, welke het eigen stuifmeel der plant zou
voortbrengen. Zoo is het ook bij bastaarden: er zijn sommigen, die
nooit een enkelen vruchtbaren zaadkorrel hebben voortgebracht, en dat
waarschijnlijk nimmer zullen doen, zelfs niet met het stuifmeel van een
zuiveren bloedverwant. In sommigen van die gevallen evenwel kan er
een eerste spoor van vruchtbaarheid worden bespeurd, als het stuifmeel
van een der zuivere moedersoorten teweegbrengt, dat de bloem
van den bastaard vroeger verwelkt dan zij anders zou hebben ge-
daan- de snelle verwelking eener bloem is, gelijk bekend is, een bewijs dat er
een begin van bevruchting heeft plaats gehad. Van den laagsten graad van
vruchtbaarheid hebben wij alle trappen tot aan bastaarden, die zieh
zelven bevruchten, en daarna voortbrengen een al grooter en grooter
getal van zaadkorrels, die allen volkomen vruchtbaar zijn.
Bastaarden van twee soorten, die zeer moeielijk zijn te kruisen en zelden
nakomelingen voortbrengen, zijn in het algemeen zeer onvruchtbaar: doch
het gaat bij lange na niet altijd door, hoewel men beide zaken zeer algemeen
met elkander verwart, dat het even moeielijk is om een eerste kruismg te
doen plaats hebben, als om de op die wijze voortgebrachte bastaarden te
doen voorttelen. Er zijn vele gevallen, waarin twee zuivere soorten zeer
gemakkelijk tot een vereeniging kunnen worden gebracht en zeer vele
bastaarden voortbrengen, en echter zijn die bastaarden zeer onvruchtbaar.
Aan den anderen kant vindt men ook soorten, die hoogst zeld-
zaam of slechts met de grootste moeite kunnen worden gekruist, doch
de bastaarden, als zij eindelijk bestaan, zijn zeer vruchtbaar.
binnen de grenzen van het zelfde geslacht, b.v. dat der anjelieren (Dtanthus\
komen die twee tegenovergestelde gevallen voor.
De vruchtbaarheid van eerste kruisingen en van bastaarden wordt
veel gemakkelijker door ongunstige omstandigheden aangedaan, dan e
vruchtbaarheid van zuivere soorten. Ook de graad van aangeboren
vruchtbaarheid is tevens veranderlijk, want het isniet:altijd g eX n r fte n
soorten onder de zelfde omstandigheden worden gekruist: het hangtten
de eie af van het gestel der individu’s, die voor de proefnemmg worden
uitgekozen. Zoo is het ook met de bastaarden: hun graadIvanvrucht-
baarheid wordt dikwijls bevonden grootelijks te verschillen bij de onder-
scheidene individu’s, die zijn voortgekomen tut zaden van de zelfde
zaaddoos, en blootgesteld zijn geweest aan volkomen de zelfde omstand’
8DootD de uitdrakking v e r w a n t s c h a p t u s s c h e n s o o r t e n
„f s y s t em a t i s c h e v e r w a n t s c h a p bedoelt men m het algemeen
de overeenkomst tussehen de soorten in maaksel en gestel.
Nu wordt de vruchtbaarheid van eerste kruisingen tussehen de soorten
en van de daardoor verwekte bastaarden, grootelijks door
ü verwantschap beheerseht. Dit wordt duidelijk bewezen, door-
dat er nooit bastaarden zijn gezien van soorten, die door de natumv
onderzoekers in onderscheidene families zijn gerangschikt, en aan den
anderen kant doordat zeer naverwante soorten gemakkelijk paren. oe
de betrekking tussehen verwantschap der soorten en de gemakkelijkheid
van todsing gaat geenszins streng door. E r zijn een menigte voorboeld,n
te gTen v i zeer naverwante soorten, die niet willen paren of slechts met
de grootste moeite daartoe kunnen worden gebracht; en aan den an.
deren kant van zeer verschillende soorten, die uiterst gemakkelijk
naren In de zelfde fami l i e kan er een geslacht z.,n, waarvan vele
soorten zeer gemakkelijk kunnen worden gekruist, en een ander geslacht,
b.v. Stete, waarbij aanhoudende pogmgen om een enkelen
bastaard tussehen twee zeer verwante soorten voort volkomen
zijn mislukt. Zelfs binnen de grenzen van het ze fde g a c h t
ontmoeten wij dit verschil: de vele soorten van tabak zijn veel meer
met elkander gekruist dan die van eenig ander geslacht: doch Gärtner
bevond, dat NicoUnia ammimta, welke geenszins een bijzonder ken-
merkende soort is, hardnekkig aan alle proeven om haar met een