
volgens, en de woorden: .hier is een bij” werden van kind tot kind
-mtgeroepen, zonder dat er ooit een afbreking plaats had.
t a - r f * ’ dagen, ware" de Wegen gedeeltelijfc veranderd; de
hommels begonnen nanrebjk aan den voet van een hoogen, dollen
aii v lÖ Z “ eenf‘ef n0Ter ^ gr° ° te eSCh Uggende heg te Joannen;
2 Ä t a Ian8f a,a“ “ ®0ht Iangs de" ^ den hage-
van de ,, " aanrnerkeljJke h<>egle op, overkruisten een dikken tak
van de esch, alwaar zy bromden, en verdwenen uit het gezicht door
tallen van i * T d™ essoheboom te S te ffe n . Ik heb twintigvlienen
me m Iaagä dezen bijzonderen hagedoorn omhoog zien
d Z L , Zag - n0°“ Z6lfS maar een »M e n daar längs afdalen.
tot hef ^ eD T m versckdlende jaren van het midden van Juli
m L dL l ' ' an/ ePt<imber waargenome“ men dag is voor de waameming bet geschi- kHtsett midden van een warIk
moet hier nn nog bet zonderlingste gedeelte van de gebeele
S n d b‘JTOegen- «rscbeidene aehtereenvolgende jaren hebe
l eg > voolkoTm^en Vde" 8ze^lfde ged<b>l evZednH pel aWatesgeen” ggeebvr°olmgdd-, «b.v .b ainb bdae” i„np-
^rangen van den voet der groote esch, en zijn daama door de zelfde
L r t ^ T w 0penmg wegge''I°g™- Zij zijn 00k Iangs de zelfde droge
Sloot getrokto en door jnist de zelfde kleine „pening aan het eind
g “ g<: raen of “ gegaan, hoewel daar vele soortgelijke openin-
gen voorhanden waren, welke daartoe even goed hadden L n e n dL en .
e eene jaar zag ik twintigtallen van hommels door deze biizone
s s c b .r nmg T ’’ “ langS deD b0dem der 8l°°‘ to‘ a“ dengrooten
enteaen Z ' 'im6”’ ^ e™ tv,eede Jaar bezochten de bonunels daar-
T J Z T ; ■Z “ ™ eger vermclden bagedoom. Eerst werd ik door
aeffik w S n I®™81™ 8 gebracht, en kon niet begrijpen, hoe het mo-
meb d # 5 J gedurende aehtereenvolgende jaren geboren hörnt
e t lanes beklrgeW0 ^ k°n* ° leer<m' Z« Sohijnen echto biJ ''»or-
d ü hnnm t n 60 P “ t<! en houden e” an aan den voet
en te brommen, zoodat ik aanneem, dat de zelfde wegen en
( « S w a a °P dt . een! ° f a”dere WijZe aantreikelijk zijn voor de soort
® « e s ) . waann echter de aantrekkelijkheid bestaat, daarvan kan ikmij
geen denkbeeid vormen. Op vele bromplaatsen is volstrekt niets ope
ij s voorhanden. Nadat een daarvan dikwijls is bezocht, kan
men zyn mterhjk aanzien geheel veränderen, zonder dat de bezoeken
daarom worden gestaakt. Zoo bestrooide ik de eene piek met wit
meel, en trok alle gras en alle planten aan den voet der esch uit, zonder
eenige verandering hoegenaamd in de bezoeken teweeg te brengen.
Feitelijk is het niet moeilijker te begrijpen, hoe de hommels in achter-
eenvolgende jaren de zelfde wegen volgen en de zelfde bromplaatsen
uitkiezen, dan om te begrijpen, hoe de mannetjes voor het zelfde nest
of van verschillende nesten in de zelfde streek de zelfde wegen volgen
en op de zelfde plaatsen brommen; want ik geloof, dat steedshetéene
mannetje na het andere uitkomt, en ik heb nooit in hun tochten twee
in elkanders gezelschap gezien. Ook ben ik nooit in staat geweest,
het doel te doorgronden van deze gewoonte om längs de zelfde lijn te
trekken en op de zelfde plaatsen te brommen, waarmeé zij veel tijd ver-
spillen. Ik heb naar wijfjes uitgekeken, maar er nooit een op de wegen gezien.
De mannetjes van Bombus pratorum hebben bromplaatsen, en gedragen
zieh in menig opzicht op dergelijke wijze als die van B. hortorurr. ;
maar hun manier van trekken schijnt eenigszins verschillend. Terwijl ik
mij in Devonshire ophield, vergewiste ik mij, dat de mannetjes van
Bombus lucorum op de zelfde wijze bromplaatsen bezoeken.
De heer J. Smith van het British Museum was geheel onbekend met
deze gewoonte, maar hij verwees mij naar een körte opteekening over
dit onderwerp van kolonel Newman in »Transact. Entom. Soc. of Lon-
den” (New Series, Vol. I, part 5, 1851, blz. 67).
Het heeft mij altijd gespeten, dat ik niet met gom een vlokje watten
of dons op de hommels heb bevestigd, omdat het dan veel gemakke-
lijker zou zijn geweest, haar na te gaan.
OVER DE GEWOONTEN DER MIEREN.
(Uit »Nature”, 24 Juli 1873', Vol, VIII, blz. 244.)
VERTAALD DOOR
Dr. H. HARTOGH HEYS VAN ZOUTEVEEN.
Eenige maanden geleden zond ik u een uittreksel uit een brief van
den heer Hague, een in Califomie wonend geoloog, die mij een zeer
1 Het zou interressant zijn te beproeven, of het besproeien dier plaatsen
met riekende stoffen, waardoor zij een anderen reuk verkregen of den reuk,
dien zij bezaten, verloren, geen beter gevolg zou hebben.
J Dr. H. H. H. v. Z.