
belangwekkende verhandeling over dit onderwerp uitgegeven, en aan-
getoond, dat, ten opzichte van het verhinderen van kruisingen tussehen
nieuw gevormde verscheidenheden, de door isolatie bewezen dienst
waarschijnlijk nog grooter is dan ik had aangenomen. Om redenen,
die ik reeds heb medegedeeld, kan ik dezen geleerde volstrekt niet
toegeven, dat verhuizing en isolatie voor de vorming van nieuwe soor-
ten volstrekt noodzakelijk zijn. De beteekenis der isolatie is voorts
echter in zoover groot, dat zij na de een of andere verandering in
physischen toestand, zooals klimaat, hoogte des lands enz. het binnen-
trekken van beter passende Organismen verhindert, waardoor de nieuwe
plaatsen in de huishouding der natuur in die streek open blijven voor
de concurrentie en aanpassing der nieuwe bewoners. Eindelijk zal de
isolatie tijd geven, dat een nieuwe verscheidenheid langzaam wordt
verbeterd; en dit kan tusschenbeiden van groot belang zijn. Als daar-
entegen een geisoleerd gebied zeer klein is, hetzij door de natuurlijke
slagboomen, waardoor het wordt afgesloten, hetzij ten gevolge der zeer
bijzondere levensvoorwaarden, die het aanbiedt, dan zal noodzakelijk ook
het geheele getal inwoners zeer klein zijn; en een gering aantal indi-
vidu’s vertraagt de vorming van nieuwe soorten door natuurlijke teelt-
keus in hooge mate, omdat de waarschijnlijkheid vermindert, dat zieh
voordeelige afwijkingen zullen voordoen.
Het bloote verloopen van den tijd doet op zieh zelf niets vöör en
niets tegen de natuurlijke teeltkeus. Ik merk dit uitdrukkelijk op, daar
men ten onrechte heeft beweerd, dat ik aan het element tijd een al-
machtig aandeel in de wijziging der soorten toeken, alsof alle levens-
vormen met den tijd noodzakelijk door de werking van een in hen
liggende wet een trapsgewijze verandering moesten ondergaan. Tijd is
echter slechts in zoover van beteekenis, en daarin zeker van groote
beteekenis, dat hij meer kans geeft, dat voordeelige afwijkingen zieh
vertoonen en dat deze voor de voortplanting zullen worden gekozen,
opgehoopt en vastgelegd. Ook zal de tijd de neiging hebben de recht-
streeksche werking der physische levensvoorwaarden op het gestel van
elk organisme te vergrooten.
Laat ons nu een blik op de natuur werpen, om te zien of onze op-
merkingen goed zijn. Nemen wij tot voorbeeld een klein eiland midden
in den oceaan. Ofsehoon het getal der soorten, die het bewonen, klein
is, gelijk in het hoofdstuk over de geografische verspreiding zal blijken,
is echter het grootste gedeelte dier soorten inlandsch, dat is, zij zijn
däär oorspronkelijk en niet ergens elders. Een eiland schijnt derhalve
op het eerste gezicht zeer günstig voor de voortbrenging van een nieuwe
soort te zijn geweest. Doch wij bedriegen ons misschien ten hoogste
door dat te denken; want om te onderscheiden of een kleine afgezon-
derde omtrek, zooals een eiland of wel een groote openliggende omtrek,
zooals een heel werelddeel, het günstigste geweest is voor de
voortbrenging van nieuwe bewerktuigde vormen, zouden wij moe-
ten weten, dat beiden even lang hebben bestaan; en dit is ons onmo-
gelijk.
Ofsehoon ik geenszins betwijfel, dat een afgezonderde woonplaats van
hoog belang is voor de voortbrenging van nieuwe soorten, over het geheel
geloof ik toch, dat een openliggend land van grooter belang is, vooral
voor de voortbrenging van zulke soorten, die in staat zullen zijn om
langen tijd te blijven bestaan, en om zieh ver te verspreiden.
In een grooten en open omtrek zal niet slechts meer kans bestaan
op het te voorschijn komen van günstige wijzigingen, ten gevolge van
de menigte van individu’s der zelfde soort, die er leven, maar ook zijn
de levensvoorwaarden däär zeer samengesteld. Als nu sommige van
die reeds bestaande soorten worden gewijzigd of verbeterd, moeten ook
de overige in gelijke mate worden veranderd, of zij zullen worden uit-
geroeid. Elke nieuwe vorm zal, zoodra hij in staat is om als zoodanig
bestaande te blijven, zieh in den openen en onafgebrokenen omtrek
kunnen uitbreiden, en dus mededinger van andere worden. Daar-
door zullen er nieuwe plaatsen open komen, en de mededinging om
die te vullen zal sterker zijn in een grooten en openen, dan in een
kleinen, afgezonderden omtrek. Bovendien mögen wij gelooven, dat
groote oppervlakten der aarde, ofsehoon zij thans ten gevolge van
plaatselijke rijzingen aaneenhangen, evenwel dikwijls verbrokkeld, dat
zij in kleinere vlakten verdeeld zijn geweest; en toen waren zij onge-
twijfeld, ter vorming van nieuwe soorten, in den günstigen toestand
van kleine omtrekken. Uit dit alles blijkt dus, dat, ofsehoon kleine, afgezonderde
omtrekken waarschijnlijk in sommige opzichten zeer günstig
zijn geweest voor de voortbrenging van nieuwe soorten, desniettemin de
gang der wijzigingen in het algemeen veel schielijker is geweest binnen
groote omtrekken. Verder, dat de nieuwe vormen, die binnen groote
omtrekken zijn ontstaan, en die reeds over vele mededingers hebben
gezegepraald, de zulken zijn, welke zieh het verst zullen uitbreiden;
die aanleiding zullen geven tot het ontstaan van de meeste nie iwe ras