
mensch maakt door zijn vermögen om afwijkingen opeen te hoopen, levende
wezens geschikt voor zijn behoeften, - men kan zeggen, dat
ij e wol van het eene schaap goed maakt voor tapijten, die van het
andere voor laken enz.
2. Als wij nu aannamen, dat er een wezen bestond, dat niet alleen
naar het uitwendig aanzien oordeelde, maar de geheele inwendige be-
werktuigmg kon bestudeeren, dat zieh nooit door luimen liet leiden, en
voor een bepaald doel gedurende millioenen generaties de individu’s
voor de voortplanting uitkoos: wie zal dan willen opgeven, wat dit dan
met zou kunnen bereiken ? In de natuur komen in alle deelen allerlei
kleine afwijkingen voor; en ik geloof, dat zieh laat bewijzen, dat
veranderde levensvoorwaarden de voornaamste oorzaak daarvan zijn,
dat het kind niet volkomen op zijn ouders gelijkt; verder bewijst ons
de geologie, welke groote veranderingen in de natuur hebben plaats
gegrepen en nog plaats grijpen. Wij hebben over een bijna onbeperkten
tijd te beschikken; niemand anders dan een practisch geoloog kan dit
volkomen naar waarde schatten. Men denke slechts aan den ijstijd,
gedurende den geheelen duur waarvan dezelfde soorten, ten minste van
schelpdieren, zijn blijven bestaan; gedurende dezen tijd moeten millioenen
bij millioenen van generaties op elkander zijn gevolgd.
3. Ik geloof, dat zieh laat bewijzen, dat een dergelijke niet op het
dwaalspoor te leiden kracht in de Natuurlijke TeeltJceus (dit is de titel
van mijn boek) werkzaam is, welke uitsluitend ten voordeele van elk
organisch wezen uitkiest. De oudere De Candolle, W. Herbert en Lyell
hebben uitstekend over den strijd om het bestaan geschreven; maar
zelfs deze hebben niet sterk genoeg nadruk op de feiten gelegd. Men
bedenke slechts, dat elk organisch wezen (zelfs de olifant) zieh in zoo-
danige male vermeerdert, dat in weinige jaren of hoogstens in weinige
eeuwen de oppervlakte der aarde geen plaats genoeg zou aanbieden
voor al de nakomelingen van een enkel paar. 1 Ik heb het zeer
moeilijk' bevonden, bestendig in het oog te houden, dat de vermeerde-
ring van elke soort gedurende eenig deel van hun leven, of gedurende
de spoedig op elkander volgende generaties wordt tegenge-
gaan. Slechts eenige weinige van de jaarlijks geboren individu’s kunnen
in leven blijven, om hun soort voort te planten. Welke onbedui-
Natuurlijk ondersteld, dat allen in leven hieven,
Dr. H. H. H; v. Z.
dende verschillen moeten daarbij dikwijls bepalen, welke zullen blijven
leven en welke ondergaan!
4. Wij willen nu het geval nemen, dat een land de een of andere
verandering ondergaat. Dit zal veroorzaken, dat eenige zijner bewoners
onbeduidende veranderingen zullen ondergaan — waarmede ik echter
niet wil zeggen, dat ik geloof, dat de meeste wezens ten allen tijde
genoeg varieeren, om de teeltkeus op zieh te kunnen laten inwerken.
Eenigen zijner bewoners zullen worden verdelgd; en de overblijvenden
zullen aan de wederzijdsche inwerking .van een verschillend gezelschap
van bewoners zijn blootgesteld, welke, naar ik geloof, van verreweg
grooter beteekenis voor elk wezen is dan het bloote klimaat. Denkt
men aan de oneindig verschillende wijzen, waarop levende wezens zieh
door strijd met andere Organismen voedsel verschaffen, op verschillende
tijden van hun leven aan gevaren ontsnappen, hun eieren of zaden
verspreiden enz., dan kan ik niet betwijfeien, dat gedurende millioenen
generaties individu’s eener soort worden geboren, welke de een of andere
onbeduidende, voor een of ander deel hunner leefwijze voordeelige
afwijking (variatie) bezitten, zulke individu’s zullen een betere kans
hebben te blijven leven en hun nieuwen of een weinig afwijkenden
bouw voort te planten; de wijziging zal ook door de ophoopende werk-
zaamheid der natuurlijke teeltkeus in elke voordeelige richting worden
vermeerderd. De op deze wijze gevormde verseheidenheid (varieteit)
zal öf naast haar ouderlijken vorm blijven bestaan, öf, wat meer alge-
meen het geval zal zijn, dien verdringen. Een organisch wezen, gelijk de
specht of de vogellijm, kan op deze wijze voor een menigte betrekkin-
gen geschikt worden gemaakt (daaraan aangepast) — de natuurlijke
teeltkeus hoopt juist die onbeteekenende veranderingen in alle deelen
van zijn maaksel op, welke het gedurende een of ander gedeelte van
zijn leven van nut zijn.
5. Velerlei bezwaren zullen zieh ten opziehte van deze theorie voor
ieder opdoen. Ik geloof, dat velen daarvan op volkomen bevredigende
wijze kunnen worden opgelost. De Stelling: „Natura non facit saltus”
(de natuur maakt geen sprongen) heft eenigen der meest in het oog
springende op. De langzaamheid der verandering en de omstandigheid,
dat slechts zeer weinige individu’s op een of anderen gegeven tijd zieh
wijzigen, wederlegt andere. De buitengewoon groote onvolledigheid
onzer geologische berichten ruimt wederom andere uit den weg.
6 . Een ander beginsel, dat het beginsel der uiteenspreiding (di