
:noch gewoonte, noch wil van de volkomen onvruchtbare leden eener
maatschappij, kunnen bij mogelijkheid invloed oefenen op de lichaams-
inrichting of op het instinkt van de vruchtbare leden, die alleen afstam-
melingen voortbrengen. Het verwondert mij, dat niemand dit sterk spre-
kende voorbeeld, dit duidelijke geval van onzijdige insekten, ooit tegen
de welbekende leer van Lamarck beeft aangevoerd.
OVERZICHT VAN DIT HOOFDSTUK.
Ik heb kort trachten aan te toonen, dat de zielsvermogens onzer
huisdieren veranderlijk zijn, en dat de veranderingen erfelijk zijn. Nog
korter heb ik trachten te bewijzen, dat het instinkt ook in den natuur-
staat een weinig verändert. Niemand zal ontkennen, dat het instinkt
voor elk dier van het hoogste belang is. Daarom zie ik geen bezwaar
om te gelooven, dat als de levensvoorwaarden veränderen, er door de
natuurlijke teeltkeus geringe wijzigingen van het instinkt kunnen worden
opgehoopt, in een bepaalde richting ten nutte van de soort. hi
sommige gevallen hebben de gewoonte of het gebruik en het onbruik
waarscbijnlijk mede een rol gespeeld. Ik beweer niet, dat de feiten, in
dit hoofdstuk vermeld, mijn leer zeer ondersteunen, maar geen van alle
bezwaren, die ik wist op te sporen, kon haar ook doen wankelen. In-
tegendeel, het feit, dat het instinkt niet altijd volkomen volmaakt is,
doch wel vatbaar voor afdwalingen, — dat er geen instinkt bestaat uit-
sluitend ten nutte van andere dieren, maar dat elk dier voordeel trekt
van het instinkt der anderen — dat de spreuk Natura non fadt saltum
toepasselijk is op het instinkt zoowel als op de lichaamsinrichting, en
dat die spreuk volkomen is te verklären uit het oogpunt der natuurlijke
teeltkeus, maar anders onverklaarbaar blijft — dat alles strekt ten steun
van de leer der natuurlijke teeltkeus.
Ook wordt die leer gesteund door eenige andere feiten betreffende
het instinkt: zooals door het algemeene geval van naverwante, maar
duidelijk verschillende soorten, die, als zij verschillende werelddeelen
bewonen en dus onder verschillende levensvoorwaarden leven, echter
ongeveer het zelfde instinkt behouden. Zoo kunnen wij uit het oogpunt
van de erfelijkheid begrijpen, waarom de Amerikaansche lijster haar
nest met klei voert, op de zelfde wijze als onze Europeesche; waarom de
.mannetjes van het Noord-Amerikaansche winterkoninkje (Troglodytes aedon)
afzonderlijke nestjes voor eigen gebruik bouwen, o m j g | i * t »
schuilen als het ruw weder is, geüjk de mannet,es van ons Europeesch
winterkoninkje (Trogloiyte, Jihropaeus) eveneens doen
bij eenigen anderen vogel in 8 geheel met bekend Emdelyk het
mag misschien niet logisch zijn, maar voor m.,n verbeeldmg is het; e m
veel grooter voldoening den jongen koekoek, die zijn voe s er
uit het nest werpt - de mieten, die slaven maken - de larven der
sluipwespen, die wroeten in de levende lichamen der rupsen — met te
beschouwen als bijzonder begaafde en onafhankelijk geschapen schep-
selen, maar als kleine gevolgen van een algemeene wet, die op alle be-
werktuigde wezens van toepassing is, namehjk deze: vermeerdert u, ver-
ändert u, dat de sterksten leven, en de zwaksten sterven.
E R R A T A .
Op biz. 308, regel 15 v. b., staat: Irak, lees: terrier; regel 20 v. b.
staat: 18 centimeters, lees: 70 centimeters.
HET ONTSTAAN DER SOORTEN