
acht andere soorten van Nicotiana geen haar bevruchtte, noch door
haar kon worden bevrucht. Dergelijke voorbeelden zijn er zeer velen
te sommen.
Niemand is nog in staat geweest om op te geven welk onderscheid
of welke mate van verschil er in eenig zichtbaar kenmerk wordt
gevorderd om ¿de [kruising van twee soorten te verhinderen. Het kan
worden bewezen, dat planten, die zeer verschillen in voorkomen en
gestalte, en tevens een groot onderscheid vertoonen in elk deel van de
bloem, en zelfs in het stuifmeel, in de vrucht en in de zaadlobbei},
desniettemin kunnen worden gekruist. Eenjarige en overblijvende planten;
altijd groenblijvende boomen, en boomen, die hun bladeren jaarlijks
verliezen; planten die verschillende standplaatsen hebben en voor ver-
schillende klimaten geschikt zijn — die allen kunnen dikwijls met gemak
worden gekruist.
Door w e d e r k e e r i g e k r u i s i n g van twee soorten bedoel ik, bij
voorbeeld, het geval van een hengst, die met een ezelin wordt gekruist, en
van een ezel, die met een merrie paart; van die twee soorten kan men zeg-
gen, dat zij wederkeerig kunnen worden gekruist. Er is dikwijls het grootst
mogelijke verschil in de gemakkelijkheid, waarmede het tot stand brengen
van wederkeerige kruisingen gelukt. Zulke gevallen zijn zeer belangrijk;
want zij bewijzen, dat de vatbaarheid van twee soorten om zieh te kruisen,
dikwijls volkomen onafhankelijk is van de verwantschap tusschen haar, en
van eenig zichtbaar verschil in de geheele bewerktuiging en gestel, metuit-
zondering van het voorttelingsstelsel. Dat onderscheid in de uitkomsten
der wederkeerige kruisingen van twee soorten, is reeds lang geleden door
Kölreuter waargenomen. De Mirabilis Jalapa kan gemakkelijk worden
bevrucht door het stuifmeel van Mirabüis longiflora, en de daardoor
voortgebrachte bastaarden zijn vruchtbaar genoeg: maar Kölreuter
trachtte meer dan twee honderd malen, gedurende acht opeenvolgende
jaren, M. longiflora wederkeerig te bevruchten met stuifmeel van M.
Jalapa: al die pogingen mislukten geheel en al. Er zijn verscheidene
gevallen van dien aard bekend. Thuret heeft het zelfde feit bij zekere
wieren waargenomen. JBovendien vond Gärtner, dat het, maar in minderen
graad, zeer algemeen voorkomt. Hij nam het zelfs waar tusschen
twee zoo naverwante vormen als onze beide bekende planten, Matthiola
cmnna cn M. glabra, die door vele kruidkundigen als rassen worden
beschouwd. Oojk is het een merkwaardig feit, dat de bastaarden ten
gevolge van wederkeerige kruisingen, ofschoon natuurlijk voortgebracht
door de zelfde twee soorten, de eene soort eerst als vader en dan als
moeder gebruikt zijnde, in het algemeen een weinig, maar soms ook
zeer veel in vruchtbaarheid verschillen.
In het werk van Gärtner vindt men nog een menigte zeer zonder-
linge feiten verzameld. Zoo hebben eenige soorten een opmerkelijke
geschiktheid of vatbaarheid voor kruisingen met andere soorten: andere
soorten van het zelfde geslacht hebben een opmerkelijke macht om
haar beeid over te drukken in hare bastaarden, maar die beide machten
gaan in ’t geheel niet noodzakelijk samen. Ja zelfs worden er on-
der bastaarden, die gewoonlijk in lichaamsinrichting staan tusschen
hun ouders, somtijds zeer vreemde en ongewone individu’s geboren, die
volkomen op een der zuivere ouders gelijken, en zulke bastaarden zijn
dan juist meestal hoogst onvruchtbaar, zelfs wanneer de gewone
bastaarden, opgeslagen uit zaad van de zelfde zaaddoos, den hoogsten
graad van vruchtbaarheid bezitten. Deze feiten bewijzen, hoe de volkomen
vruchtbaarheid van den bastaard onafhankelijk is van zijn uitwen-
dige gelijkenis op een van beide zuivere ouders.
Door dit alles nu blijkt het, vooreerst: dat als vormen, die als goede
en duidelijke soorten moeten worden beschouwd, zieh vereenigen, hun
vruchtbaarheid in graad verschilt van het nulpunt tot een volmaakte,
of zelfs, onder sommige voorwaarden, tot een overdreven vruchtbaarheid.
Ten tweede: dat hun vruchtbaarheid aangeboren veranderlijk is,
behalve nog dat zij zeer vatbaar is om door günstige of ongunstige
omstandigheden te worden veranderd. Ten derde, dat de vruchtbaarheid
geenszins altijd de zelfde in graad is bij de eerste kruisingen en bij de
bastaarden daardoor voortgebracht. Ten vierde, dat de vruchtbaarheid
der bastaarden niet in verhouding staat tot den graad, waarin zij uit-
wendig op hun ouders gelijken. En ten vijfde, dat de gemakkelijkheid
om een eerste kruising tusschen twee soorten te doen plaats hebben, niet
altijd wordt beheerscht door de systematische verwantschap. Dit laatste
wordt vooral bewezen door het verschil tusschen de resultaten der wederkeerige
kruisingen tusschen de twee zelfde soorten, want als de eene
soort wordt gebezigd als vader of als moeder, is er veelal eenig en
somtijds zelfs een zeer aanmerkelijk verschil in de gemakkelijkheid om
een vereeniging te doen geschieden. De bastaarden, door wederkeerige
kruisingen verwekt, verschillen bovendien dikwijls in vruchtbaarheid.
Bewijzen die ingewikkelde en zonderlinge feiten nu, dat de soorten
met onvruchtbaarheid zijn begiftigd, eeniglijk met het doel om een ver