
zelfs als het wordt gehalveerd of gevierendeeld, blijft het nog altijd
verrassend. Weinigen onder ons maken zieh intusschen een juiste voor-
stelling van wat een millioen werkelijk beteekent. Groll geeft het vol-
gende voorbeeld: men neme een smalle strook papier, ter lengte van
vijf-en-twintig meter, en spanne die längs den muur van een groote
zaal uit; aan de eene zijde van die strook teekene men een breedte van
2 l/a millimeter af. Als die 2 1/a millimeter een eeuw voorstellen, dan
vertegenwoordigt de geheele strook papier een millioen jaren. Men moet
zieh nu echter, ten opzichte der onderwerpen, die in dit boek worden
behandeld, steeds herinneren, wat honderd jaren beteekenen, als men
hen in een zaal van genoemde grootte door een volkomen nietige maat
heeft voorgesteld. Verscheidene uitneme ide fokkers hebben gedurende
een enkel menschenleven eenigen der hoogere dieren, welke hun soort
veel langzamer voortplanten dan de lagere dieren, zoo aanmerkelijk ge-
wijzigd, dat zij er vormen uit hebben doen ontstaan, die wel nieuwe
onder-rassen verdienen te worden genoemd. Weinige menschen hebben
langer dan een halve eeuw de een of andere soort van dieren met de
noodige zorgvuldigheid gefokt, zoodat honderd jaren den arbeid van
twee achtereenvolgende fokkers voorstellen. Men mag echter niet aan-
nemen, dat soorten in den natuurstaat zieh ooit zoo snel veränderen
als tamme dieren onder den invloed van stelselmatige teeltkeus. Dever-
gelijking zou in alle opzichten treffender zijn, als men haar maakte met
betrekking, tot de resultaten van onbewuste teellkeus, d. i. met het be-
houden der nuttigste en sehoonste dieren zonder bedoeling het ras te
wijzigen; en toch zijn door dit proces van onbewuste teeltkeus verscheidene
rassen in den loop van twee of drie eeuwen op merkwaardige
wijze veranderd.
Soorten veränderen intusschen veel langzamer, en in e6ne en de zelfde
streek veränderen slechts weinige tegelijkertijd. Deze langzaamheid wordt
daardoor veroorzaakt, dat alle bewoners van een zelfde streek reeds
zoo goed voor elkander zijn geschikt geworden (aan elkander aangepast),
dat nieuwe plaatsen in de huishouding der natuur eerst na lange tus-
schenruimten open komen, alser veranderingen van den eenen of anderen
aard in de physische toestanden of ten gevolge van de immigratie van
nieuwe vormen hebben plaats gehad; ook zullen waarschijnlijk individu-
eele verschillen of afwijkingen van de juiste soort, door welke eenige
der bewoners beter geschikt voor (aangepast aan) die nieuwe plaatsen
niet altijd dadelijk voorkomen. Ongelukkig hebben wij geen middel om
in jaren te kunnen uitdrukken, hoe lange tijd voor de wijziging eener
soort noodig is; maar op het vraagstuk van den tijd zullen wij later
nog terugkomen.
OVER DE ARMOEDE ONZER PALAEONTOLOGISCHE VERZAMELINGEN.
Wenden wij ons nu tot onze rijkste geologische verzamelingen; welk
een armoede aanschouwen wij! Iedereen stemt toe, dat onze palaeon-
tologische verzamelingen zeer onvolledig zijn. De opmerking van den-
grooten palaeontoloog Edward Forbes mag daarom niet worden verge-
ten, namelijk dat een menigte fossiele soorten slechts bekend zijn en
namen hebben verkregen, door het kennen van enkele en dikwijls ge-
broken voorwerpen, of door eenige weinige voorwerpen, verzameld op een
enkele plaats. Slechts een klein gedeelte van de oppervlakte der aarde
is geologisch onderzocht, en geen enkel gedeelte met de noodige zorgvuldigheid
: gelijk de belangrijke ontdekkingen, die elk jaar in Europa worden
gedaan, bewijzen. Geen bewerktuiging, uit zachte deelen alleen bestaander
kan worden bewaard. Schelpen en beenderen zelfs gaan verloren en
worden vernietigd, als zij op den bodem der zee liggen, waar geen
afzetsels bezinken of geen bezinksels worden afgezet. Ik geloof, dat wij
zeer dwalen, als wij stilzwijgend stellen, dat er over den geheelen bodem
der zee bezinksels worden afgezet, dik genoeg om fossiele over-
blijfselen te begraven en te bewaren. Over een ontzaglijk groot gedeelte
van den oceaan bewijst de helder blauwe kleur des waters zijn
zuiverheid. De vele gevallen van een vorming, volkomen bedekt na een
zeer lang tijdsverloop door een andere en latere vorming, zonder dat
de onderliggende in den tusschentijd eenige slijting of omzetting heeft
ondergaan, schijnen slechts verklaarbaar te zijn uit het oogpunt, dat
de bodem der zee niet zelden eeuwen aaneem in onveranderden toe-
stand kan blijven. De overblijfselen, die worden begraven in zand o f
in slijk, zullen, als de beddingen oprijzen, worden opgelost door het
regenwater, hetwelk door die beddingen sijpelt. Ik vermoed, dat er
slechts weinigen van de vele dieren worden bewaard, die op de strook
tussehen hoog en laag water leven. De vele soorten van Chthamalinaer
een onderfamilie van zittende rankpootigen, bedekken de rotsen aan
het strand over de geheele wereld in een ontelbare menigte. Zij zijn
alien volkomen oeverdieren, littoraaldieren, met uitzondering van een