
eiland een zeer bijzonderen bodem heeft, bezit geen enkelen endemischen
landvogel; *en 'wij weten door J. M Jones’ beschrijving van Bermudai
dat zeer veel Noord-Amerikaansche vogels nu en dan dat eiland bezoe-
ken. Naar Madeira worden jaarlijks door den wind vele Europeesche
en Afrikaansche vogels gedreven, volgens E. V. Harcourt. Dat eiland
wordt door 99 soorten van vogels bewoond, van welke slechts eene
eigenaardig, maar nauw met een Europeesche soort verwant is: en 3
pf 4 andere komen, behalve op Madeira, ook op de Canarische eilan-
den voor. Zoodat die twee eilanden, Bermuda en Madeira, zijn bevolkt
met vogels, die reeds eeuwen aaneen onderling den levensstrijd hebben
gestreden in hun geboorteplaatsen, en wederkeerig voor elkander ge-
schikt zijn geworden: toen zij in de nieuwe woonplaatsen aankwamen,
werd elke sooit door de andere op haar eigen plaats gehouden en
behield zij haar eigen levenswijze, zoodat zij gevolgelijk niet zeer vat-
baar voor wijzigingen werd. Ook zal de neiging tot wijzigingen zijn gehin-
derd door de krmsing met de ongewijzigde aankomelingen uit het moeder-
land. Verder wordt Madeira bewoond door een wonderbaar groot getal
van bijzondere landslakken, terwijl de kusten der zee geen enkele bij-
zondere soort bezitten. Nu, ofschoon wij niet weten, hoe de zeeslakken
worden verspreid, kunnen wij echter nagaan, dat hun eieren of hun
larven, misschien aan wier of drijfhout of aan de pooten van steltloo-
pers gehecht, veel gemakkelijker kunnen worden vervoerd dan landslakken
over vijf- of zevenhonderd kilometer opene zee. De verschillende
orden van insekten op Madeira vertoonen ons dergelijke feiten.
De eilanden des oceaans missen somtijds zekere klassen van dieren,
en in dat geval worden haar plaatsen door de overige bewoners bezet;
op de Galapagos-eilanden nemen reptielen, en op Nieuw-Zeeland reus-
achtige vogels zonder vleugels, de plaats der zoogdieren in. Ofschoon
hier van Nieuw-Zeeland als van een oceanisch eiland wordt gesproken i
schijnt het toch twijfelachtig of het met recht daartoe wordt geteld;
het is van aanzienlijke grootte en door geen diepe zee van Nieuw-
_ 1 Men verdeelt de eilanden in continentale en oceanische. De continentale
liggen dicht bij de vastelanden, zijn daarvan door ondiepe zeeen gescheiden,
'Welker bodem als een verlenging van het vasteland kan worden beschouwd,
zoodat de continentale eilanden (die gewoonlijk ook grooter zijn dan de
oceanische) als deelen van dat vasteland kunnen gelden, en er waarschijnlijk
vroeger mede samenhingen (b. v. Groot-Brittanniß, Ceylon, Japan, Cuba enz.).
De oceanische liggen dieper in den oceaan, zijn gewoonlijk kleiner, en worden
door zeer dieoe zeeen van het vasteland gescheiden.
f e a m Dr. H. H. H. vl Z,
Holland gescheiden; Volgens zijn geologisch karakter en de richting
zijner gebergten moet, naar W. B. Clarke in den laatsten tijd heeft
beweerd, zoowel dit eiland als Nieuw-Caledonie slechts als een aanhang-
sel van Nieuw-Holland worden beschouwd. Van de planten der Galapagos
heeft Dr. Hooker bewezen, dat de betrekkelijke getallen der
verschillende orden zeer zijn onderscheiden van wat zij op andere
plaatsen zijn. Zulke gevallen worden veelal aan de physische levens-
voorwaarden dier eilanden toegeschreven, doch die verklaring schijnt
mij toe niet weinig twijfelachtig te zijn. Een gemakkelijke aankomstvan
landverhuizers is in dezen, geloof ik, ten minste even belangrijk geweest
als de aard der levensvoorwaarden.
Er zijn een menigte zeer bijzondere feiten van bewoners der eilanden
van den oceaan bekend. Zoo, bij voorbeeld, vindt men op sommige
eilanden die niet door zoogdieren worden bewoond, eenige inlandsche
planten met zeer schoone haakjes aan de zaadkorrels. Nu zijn er
zekerlijk w.einig betrekkingen, waarin de geschiktheid voor elkander
duidelijker doorblinkt, dan die der zaden met haakjes om door middel
van viervoetige dieren te worden verspreid. Intusschen kan een zaad-
korrel met haakjes zeer wel door een ander middel op het eiland zijn
gekomen. Daarna zal de plant wel een weinig zijn gewijzigd, maar toch
de haakjes aan het zaad hebben behouden, en dan vormt zij een
endemische soort, die in die haakjes een even nutteloos aanhangsel
heeft als een werktuig, dat rudimentair is — zooals de verschrompelde
vleugels onder de vastzittende, onbewegelijke dekschilden van vele ke-
vers der eilanden. Verder, eilanden bezitten nietzelden boomen ofhees-
ters, die tot orden behooren, welke overal elders slechts kruidaehtige
planten bevatten: maar boomenhebben, zooals Alph. De Candolle heeft
bewezen, veelal, wat er ook de reden van mag zijn, een vrij beperkt
gebied. Derhalve zullen boomen niet zeer licht hun gebied over eilanden,
midden m den oceaan gelegen, uitstrekken. Een kruidaehtige plant
nu — ofschoon zij niet in staat is om met goed gevolg tegen een wel
ontwikkelden boom te kampen — zal, als zij op een eiland wast, en
slechts met andere kruidaehtige planten moet mededingen, gemakkelijk
eenig voordeel behalen door al hooger en hooger op te schieten en bo-
ven de overige planten uit te steken. In dat geval zal de natuurlijke
teeltkeus medewerken om een kruidaehtige plant, welke op een eiland
groeit, al grooter en grooter te maken, en haar dus eerst in een hees-
ter en vervolgens in een boom doen veränderen.