
AFWEZIGHEID VAN VORSCHACHTIGE D IEREN EN LANDZOOGDIEREN
OP DE EILANDEN DES OCEAANS.
Bory St. Vincent heeft reeds lang geleden de opmerking gemaakt,
dat er op de eilanden des oceaans geheele orden van dieren ontbreken,
dat er bij voorbeeld nooit batrachiers — kikvorschen, padden, salamanders
— op een der eilanden zijn gevonden, waarmede de
oceaan is bezaaid. Ik heb moeite gedaan om te zien of die bewe-
ring waarheid was, en bevonden, dat zij volkomen juist is, als men
Nieuw-Zeeland, Nieuw-Caledonie, de Andaman-eilanden en misschien
de Salomons-eilanden en de Seychellen uitzondert. Ik heb echter
jreeds vermeld, dat het twijfelachtig is, of men Nieuw-Zeeland en Nieuw-
Caledonie tot de oceanische eilanden mag rekenen, en met betrekking
tot de Andaman- en Salomons-eilanden en de Seychellen is dit nog
twijfelachtiger. Die algemeene afwezigheid van kikvorschen, padden en
salamanders op zoovele echte oceanische eilanden, kan niet aan hun
physische levensvoorwaarden worden geweten. Waarlijk niet: hetschijnt
integendeel, dat eilanden bijzonder wel voor die dieren geschikt zijn ;
rwant men heeft kikvorschen op Madeira, op de Azoren en op Mauritius
gebracht, en zij zijn däär nu zoo vermenigvuldigd, dat zij bijna
een landplaag zijn geworden. Daar evenwel die dieren en hun eieren
door zeewater onmiddellijk worden gedood, blijkt het, dat zij bezwaar-
lijk door middel van zeestroomen kunnen worden overgebracht; en
daardoor wordt het ons duidelijk, waarom zij niet op echte oceanische
eilanden voorkomen. Maar waarom zij daar niet zouden zijn geschapen,
als de leer der afzonderlijke scheppingen waarheid was, zou hoogst
moeilijk zijn te verklären.
Ook bij de zoogdieren vindt men iets dergelijks. Ik heb een menigte
oude reisbeschrijvingen doorzocht, doch vruchteloos: dat is te zeggen,-
ik heb geen enkel ontwijfelbaar zeker geval kunnen vinden van een
landzoogdier — met uitzondering natuurlijk van de tamme dieren der
inboorlingen — hetwelk een eiland bewoont, meer dan 500 kilometer
yan een vast land of van een groot continentaal eiland af gelegen:
vele eilanden, op veel geringeren afstand gelegen, zijn zelfs volkomen
onbewoond. De Falklands-eilanden, die door een op een wolf gelijken-
den vos worden bewoond, schijnen een uitzondering te zijn: doch die
groep kan niet als een eilandengroep des oceaans worden beschouwd,
wijl zij, op 450 kilometer van de kust van Zuid-Amerika, op een bank
ligt, die met het vasteland is vereenigd. Bpvendien werden er voorheSn
zwerfblokken door middel van ijsbergen gebracht op de westelijke
kusten dier eilanden, en die zelfde ijsbergen kunnen wel eens vossep
hebben medegevoerd, gelijk zulks nog tegenwoordig zoo dikwijls in
het noorden der aarde geschiedt. Toch kan men niet zeggen, dat kleine
eilanden geen kleine zoogdieren zouden kunnen voeden, want zulks
wordt in vele gedeelten der aarde gezien, zelfs op zeer kleine eilanden,
als zij dicht bij een vasteland liggen; en er kan bijna geen enkel eiland
worden genoemd, waar onze kleinere viervoetige dieren niet zijn gena-
turaliseerd en zieh niet grootelijks hebben vermenigvuldigd. Men kan uit
het oogpunt van een onafhankelijke schepping niet zeggen, dat er geen
tijd is geweest voor de schepping van zoogdieren: vele vulkanische eilanden
zijn daartoe oud genoeg, zooals voldoende blijkt uit de groote afslijting,
die zij hebben geleden, en uit de lertiaire lagen, die er op liggen. Er
is wel tijd genoeg geweest voor de voortbrenging van endemische dieren
tot andere Massen behoorende; en wat op het vasteland gebeurt, leert
ons, dat zoogdieren schielijker verschijnen en verdwijnen dan andere,
lagere dieren. Ofschoon er geen landzoogdieren op de eilanden des
oceaans voorkomen, vliegende zoogdieren vindt men op bijna elk eiland.
Nieuw-Zeeland bezit twee vleermuizen, die nergens elders op de geheele
wereld voorkomen: Norfolk-eiland, de Viti-archipel, de Bonin-eilanden,
de Carolina- en Marianne-groepen en Mauritius, allen hebben hun bij-
zondere vleermuizen. Waarom, mag men vragen, heeft de onderstelde
scheppende macht wel vleermuizen maar geen andere zoogdieren öp
deze afgelegen eilanden voortgebracht ? Naar mijn gevoelen is die
vraag gemakkelijk te beantwoorden: geen landzoogdier kan een wijde,
open zee overtrekken, maar vleörmuizen vliegen er overheön. Men
heeft gezien, dat vleermuizen bij dag zijn gevlogen ver over den Atlantischen
oceaan heen, en twee noord-amerikaansche soorten bezoeken
geregeld of bij gelegenheid Bermuda, liggende op een afstand van
960 kilometer van den vasten wal. Ik verneem van Tomes, die deze
familie bijzonder heeft bestudeerd, dat vele vleermuizen een zeer
groot gebied hebben, en zoowel op het vasteland als op ver van daar
gelegen eilanden worden gevonden. Wij be'noeven dus slechts te onder-
stellen, dat zulk een verhuizende soort door de natuurlijke teeltkeus
in haar nieuwe woonplaatsen is gewijzigd, in overeenstemmipg met de
levensvoorwaarden van haar nieuw vaderland, en wij kunnen begrijpeR
fcoe het komt, dat er wel inlandsche vliegende zoogdieren, yleßrmui