
zeer bedrieg — uit het oogpunt, dat het natuurlijke stelsel is gegrond
op de afstamming met voortdurende wijzigingen; dat de kenmerken,
die de natuuronderzoekers beschouwen als de wäre verwantschap van
iwee of meer soorten te bewijzen, dezulken zijn, welke werden geerfd
~van den gemeenen stamvader, en in zooverre is de wäre rangschikking
niets dan een lijst van afstamming, een geslachtsboom, een stamboom.
15n verder, dat gemeenschappelijkheid van afkomst de geheime band is,
dien de natuuronderzoekers onbewust hebben gezöcht, en dat hij niet
is het eene of andere onbekende scheppingsplan, noch een opsomming
van algemeene kenmerken, noch het bijeenvoegen van gelijke en het
-scheiden van ongelijke voorwerpen.
Doch het is noodig, dat ik mijn meening iets duidelijker te kennen
geef. Ik geloof, dat de r e g e l i n g de r p l a a t s e n van de groepen
in elke klasse, in de vereischte verhouding en betrekking tot de andere
groepen, volstrekt genealogisch moet wezen, zal zij natuurlijk zijn. Maar
ik geloof, dat de ma t e v an he t v e r s c h i l in de onderscheiden
takken van dien stamboom of in de groepen, ofschoon in den zelfden
graad van bloedverwantschap tot den gemeenschappelijken stamvader
staande, zeer ongelijk kan zijn; wijl zulks een gevolg is van de ver-
schillende graden, waarin zij zijn gewijzigd; en dit wordt uitgedrukt
door de vormen, die in verschillende geslachten, families, onder-orden
of orden moeten worden gerangschikt. De lezer zal mijn meening het
best begrijpen, als hij de moeite neemt al weder de teekening in het
vierde hoofdstuk ter hand te nemen. Wij willen onderstellen, dat de
letters A tot L verwante geslachten voorstellen, welke in den silurischen
tijd leefden: en zelve afkomstig waren van een vorm, die in een nog
vroeger tijdperk bestond. De soorten van drie dier geslachten, A, F en
-'I, hebben gewijzigde afstammelingen tot op den huidigen dag voortge-
bracht, zij worden voorgesteld door de vijftien geslachten, a14 tot 2 14,
op de bovenste dwarslijn. Al die gewijzigde afstammelingen van een
enkele soort zijn voorgesteld als bloedverwanten in den zelfden graad,
op den zelfden trap van afkomst: men zou hen neven in den millioen-
sten graad kunnen noemen, en echter verschillen zij grootelijks en in
onderscheidene graden van elkander. De vormen, die van A afkomstig
en nu in twee of drie families zijn verdeeld, vormen een orde, ver-
sehillend van die, welke van I afkomstig en in twee families is verdeeld.
Ook kunnen de bestaande en van A afkomstige soorten niet in
het zelfde geslacht met den stamvader A worden geplaatst, noch die
van I met den stamvader I. Maar het bestaande geslacht F 14 kan worden
ondersteld slechts weinig te zijn gewijzigd, en zal dus bij den
stamvader F mögen worden gerangschikt, gelijk inderdaad eenige weinige
nog levende vormen tot silurische geslachten behooren. Zoodat
de som of de waarde der verschillen tusschen bewerktuigde wezens,
die allen in den zelfden graad van bloedverwantschap tot .elkander
staan, zeer is onderscheiden. Desniettemin blijfl toch de stamboom
volkomen in zijn geheel en in zijn waarde, niet slechts ten opzichte
van den tegenwoordigen tijd, maar ook van elk vorig tijdperk. Alle gewijzigde
afstammelingen van A zullen gemeenschappelijk iets hebben
geerfd van hun gemeenschappelijken stamvader: ook met die van I is
het zelfde te onderstellen; en zoo zal het' zijn met elken tak van afstammelingen
in elk opvolgend tijdperk. Willen wij evenwel onderstellen,
dat sommige afstammelingen van A of van I zooveel zijn gewijzigd,
dat zij min of meer volkomen de familietrekken hebben verloren, dan
zullen ook hun plaatsen in de natuurlijke rangschikking min of meer
volkomen zijn verloren gegaan — gelijk somtijds met bestaande wezens
het geval schijnt te zijn. Alle afstammelingen van F längs de geheele
lijn van afkomst, worden ondersteld slechts zeer weinig te zijn gewijzigd,
en daarom vormen zij een enkel geslacht. Maar dit geslacht, ofschoon
zeer afgezonderd staande, zal nog altijd zijn eigen standplaats
tusschen de anderen bewaren. De voorstelling der groepen, zooals zij
hier op een teekening in een plat vlak is gegeven, is veel te eenvou-
dig. De takken moesten als naar alle richtingen uiteengespreid zijn
voorgesteld. Indien wij de namen der groepen slechts op eene lijn had-
den geschreven, zou het voorzeker nog veel minder natuurlijk zijn ge-
weest, en, gelijk bekend is, kan men niet in een reeks op een plat
vlak de verwantschappen voorstellen, welke wij bij de wezens van de
zelfde groep waarnemen. Naar mijn gevoelen is het natuurlijk stelsel dus
niets anders als een stamboom, doch de mate Van wijziging, die de groepen
hebben ondergaan, moet worden uitgedrukt door haar te rangschikken in verschillende
geslachten, onder-families, families, onder-orden, orden en klassen.
Als een voorbeeld van iets dergelijks mögen wij op de talen wijzen.
Bezaten wij een volkomen stamboom van den mensch, dan zou zulk
een genealogische rangschikking der menschenrassen voorzeker het beste
middel aan de hand geven om de onderscheidene talen, die op aarde
worden gesproken, te rangschikken *; en als alle doode talen en alle
1 Dit is niet volkomen juist, daar sommige volken de talen van geheel
H S T ONTSTAAN D E R SOOHTEN 3 8