dieren van Nieuw-Holland, welke in groepen zijn verdeeld, die siechte
zeer weinig van elkander verschillen, en dáár - zooals Waterhouse en,
anderen hebben opgemerkt - onze vleeschetende dieren, onze herkau-
wers en onze knaagdieren gebrekkig vertegenwoordigen, wel met goe-
den uitslag de mededinging tegen deze goed ontwikkelde orden zouden
kunnen volhouden. In de dieren van Nieuw-Holland zien wy de uiteen-
spreiding der kenmerken, de afwijkingen in de hchaamsmrichtmg, op
hären eersten en onvolkomen trap van ontwikkeling.
d e waarschijnlijke gevolgen van de werking d er natuurlijke
TEELTKEUS OP DE AFST AMMELINGEN VAN GEMEENSCHAPPELIJKE
OIJDERS DOOR DE UITEENSPREIDING DER KENMERKEN EN
DOOR HET UITSTERVEN.
Na al het voorgaande is het, dunkt mij, duidelijk, dat de gewijzigde
afstammelingen van een soort des .te beter bestaande zullen kunnen
blijven, hoe meer zij in lichaamsbouw van elkander afwijken en onder-
W verschillen; en dat zij daardoor in staat zullen geräken om zieh
op zulke plaatsen te vestigen, die reeds door andere wezens waren m-
genomen. Laat ons nu zien, hoe de uiteenspreidmg der kenmerken,
vereenigd met de natuurlijke teeltkeus en het uitsterven, werkzaam is
ten voordeele van de uitverkorenen.
De bijgevoegde teekening möge den te e r behulpzaam zijn om d*
vn, ingewikkelde onderwerp te begrijpen. De letters A tot L ste
de soorten voor van een groot geslacht, in het gewest « a rm het te
huis behoort. Die soorten onderstellen wij, dat m ongelyke mate o
derling op elkander gelijken, zooals in het algemeen het geval m de
natuur is en hetwelk op de teekening wordt voorgesteld doordat de
letters op ongelijke afstanden van elkander staan. Ik heb gezegd een
groot g e s la c h t, wijl wij in het tweede hoofdstnk hebben gezien dat de
soorten van groote gesiechten gemiddeld meer veränderen dan die van
kleine gedachten, en dat de veranderende soorten van de grootere ge-
slachten een grooter getal van rassen bezitten. Ook hebben wy gezien,
dat de soorten, die het talrijkst en het verst zijn versprerf meer veränderen
dan zeldzame soorten met een beperkt gebied. Stellen wij, dat
A is een heerschende, dat is een talrijke, ver verspreide en verander-
lijke soort, behoorende tot een groot geslacht. De kleine, waaiervormig