
over het hoofd gezien. Het is de in de meeste gevallen met tiendubbele
kracht in werking tredende leer van Malthus. Daar er in elk klimaat
woor alle bewoners jaargetijden van grooteren en geringeren overvloed
bestaan, zoo vermeerderen zij zieh telken jare, en het zedelijk zelfbe-
<lwang, hetwelk in geringe raate de vermeerdering van het mensehelijk geflacht
eenigszins binnen de perken houdt, valt hierbij geheelweg. Zelfs
het zieh langzaam vermenigvuldigende mensehelijk geslacht heelt zieh
in vijf-en-twintig jaren verdubbeld, en als het zijn voedingsmiddelen
met groot gemak kon vermeerderen, zou het zieh in nog korter tijd
'verdubbelen. Voor dieren zonder kunstmatige hulpmiddelen moet de
hoeveelheid voedsel voor elke soort gemiddeld contstant zijn, terwijl de
vermenigvuldiging der Organismen er naar streeft in meetkundige ver-
houding en in de groote meerderheid der gevallen op verbazende sehaal
plaats te hebben. Laten wij aannemen, dat in een bepaalde streek acht
•vogelparen voorhanden zijn, en dat slechts vier daarvan (de dubbele
broedsels er bij gerekend) elk jaar slechts vier jongen opbrengen en
<lat deze er in slagen hun jongen in dezelfde verhouding groot te krij-
gen, dan zouden daar in zeven jaar (als men gevallen van gewelddadi-
gen dood uitsluit, een kort leven voor een vogel!) in plaats van de
-oorspronkelijke zestien 2048 vogels voorhanden zijn. Daar zulk een
.Sterke toeneming geheel onmogelijk is, moeten wij besluiten, dat öf de
vogels niet de helft hunner jongen grootbrengen, öf dat het leven van
•een vogel teil gevolge van allerlei ongevallen gemiddeld lang geen
zeven jaren duurt. Waarschijnlijk werken beide beperkingen gemeen-
schappelijk. Dezelfde wijze van berekening leidt, als men haar op alle
•dieren en planten toepast, tot verrassende resultaten, maar slechts in
-zeer weinig gevallen treffender dan bij den mensch.
Er zijn vele uit de werkelijkheid gegrepen voorbeelden opgeteekend
van deze neiging om zieh snel te vermenigvuldigen, waaronder die van
de buitengewoon groote hoeveelheden van enkele dieren gedurende bij-
zondere jaargetijden; zoo wemelde bij voorbeeld in La Plata gedurende
de jaren 1826—28, toen door droogte eenige millioenen stuks vee om-
kwamen, feitelijk het geheele land van muizen. Nu kan, dunkt mij,
miet worden betwijfeld, dat gedurende den paartijd alle muizen (met
uitzondering van eenige weinige mannetjes of wijfjes) geregeld paren,
-en dat derhalve deze verbazende vermeerdering in drie jaren aan de
omstandigheid moet worden toegeschreven, dat in het eerste jaar een
_grooler aantal dan gewoonlijk in leven bleef, zieh voortplantte enz. tot
in het derde jaar toe, toen hun getal ten gevolge van het terugkeeren
van vochtig weder binnen zijn gewone grenzen werd teruggebracht,
Overal waar de mensch planten en dieren in een nieuw en günstig land-
heeft ingevoerd, vindt men vele berichten er over, in hoe verbazend
weinige jaren het geheele land met hen bezet is geworden. Deze toeneming
zou noodzakelijk ophouden, zoodra het land geheel bezet was,
en toch hebben wij, naar hetgeen van wilde dieren bekend is, grond
om te gelooven, dat allen in het voorjaar paren.
In de meeste gevallen is het zeer moeilijk zieh voor te stellen, waar
de hinderpalen ingrijpen — hoewel ongetwijfeld over het algemeen bij
de zaden, eieren of jongen, — als wij ons echter herinneren hoe onmogelijk
het zelfs bij den (toch zooveel beter dan elk ander dier
bekenden) mensch is, om zieh herhaaldelijk, als de gelegenheid zieh
voordeed, gedane waarnemingen af te leiden, hoe lang de gemiddelde
duur van zijn leven is, of de in de onderscheidene landen verschillende
pereentage der sterfgevallen tegenover de geboorten te bepalen, dan
kunnen wij er geen verbazing over gevoelen, dat wij buiten staat zijn
te ontdekken, waarin de hinderpaal bij het een of andere dier of de
eene of andere plant bestaat. Men moet steeds in de gedachte houderi,
dat de hinderlijke invloeden in de meeste gevallen jaarlijks geregeld
in geringe mate terugkeeren, en in uiterst groote mate optreden gedurende
buitengewoon koude, warme, drooge of vochtige jaren, al naar
den aard van het wezen, dat men beschouwt. Wordt de een of andere
hinderpaal in de geringste mate verminderd, dan zal het vermögen om
zieh in meetkundige verhouding te vermeerderen bij elk organisme
bijna oogenblikkelijk het gemiddeld aantal individu s der betreffende
soort vergrooten. De natuur kan worden vergeleken met een vlak,
waarop tienduizend sterke wiggen rüsten, die elkander aanraken en
door onophoudelijk drukken tegen elkander worden gedreven. Om deze
gezichtspunten volledig op de werkelijkheid over te dragen, is veel na-
denken noodig. Malthus’ werk over den mensch zou moeten worden
bestudeerd, en al zulke gevallen, als die der muizen van La Plata, van
het rundvee en de paarden, toen zij voor het eerst in Amerika werden
losgelaten, van den vogel volgens onze berekening enz. zouden nauw-
keurig moeten worden beschouwd. Men denke na over het aangeboren
en jaarlijks in werking tredende vermögen om zieh verbazend te vermenigvuldigen,
dat alle dieren bezitten, over de tallooze zaden, die jaar
in jaar uit door tallooze vernuftige inrichtingen over de geheele opper