
P a 1 e y , geen orgaan kan zijn bezit-
tey nadeel toebrengen. 250.
P a l l a s , over den invloed der tem-
ming op de vruchtbaarheid der
kruisingen, 446, 448.
P a lme n , met haken, 244.
P a mp a s f o r m a t i e , 7.
P a m p a s s p e c h t , levenswijze, 256;
zie : Colaptes campestris.
Papaver bracteatum, 266.
Papaver somniferum, 554.
P a r a l l e l l i s m e der instinkten
van verschillende dieren, 366.
P a r a s i e t e n , 443, 344, 345.
P a r a s i t i sme bij bijen, 364; bij vo-
gels, 364 v. v., 401 v. v.
P a r a g u a y , runderen en paarden
in — afhankelijk van vliegen, 145
Parra, 384.
P a r t h e n o g e n e s i s , 140, 615.
Parus major, 329.
Passiflora, 443, 423.
P a t r ij s , verschil van het instinkt
der — in onderscheidene landen
363; — met aarde aan de pooten
528.
Pa t r i j s h o n d , oorsprong van den
—, 76.
P a u w s t a a r t , 64, 65.
P e a b o d y , over den nestbouw van
Cypselus, 350; van bet winterko-
ninkje, 3T4; van reigers, 355; van
Totanus macularius, 358; van Icterus
Baltimore, 360.
P e d i c e l l a r i ö n , 285.
P e e r (wilde), 77.
P e k a r i , 378.
Pdargoninm, bloembl aderen van —,
4 93; kruisingen van —, 414.
P e l o r i s c h e bloemen,vormingvan
— 193.
Penaeus, 619.
P e e r e b o om, enting, 423.
P e r i o d e n , geologische, 455.
P e r z i k e n in d eYereenigdeStaten,
128.
Petunia, 414.
P e u l v r u c h t e n , 524; zie : Vlin -
derbloemigen.
Phalaris canariensis, 548, 552.
Phaseolus vulgaris, 554.
Phasianus colchicus, 446.
Phasianus torquatus, 416.
Phasianus versicolor, 416.
Phlox Drummondii, 549, 555.
Phryganea, 367 ; zie : Kokerjuffers.
Phyllodium, 616.
P r y o n , over aanvallen op kerse-
bloesems,
P i c t e t , over verandering der ter-
tiaire vormen, 467 ; over het plot-
seling optreden van geheele groe-
pen, 471 ; zijn werk over palaeon-
tologie, 473; een eens verdwenen
groep verschijnt niet op nieuw, 484;
over de enge verwantschap van
fossielen uit op elkander volgende
lagen, 501.
P i e r c e , over verscheidenheden van
den wolf, 134.
Pinus sylvestris, 414.
P i s s e b e d d e n , zieh doodhouden
der —, 349.
Pisum sativum, 554.
Planorbis multiformis, 463.
P l a n t e n , door speling ontstane of
toevallige —, 53 ; vergiftige — heb-
ben geen invloed op dieren van
bepaalde kleur, 54; teeltkeus toe-
gepast op —, 73; trapsgewijze ver-
edeling der tuin—, 77 ; — niet ver-
edeld bij onbeschaafde volken, 78;
— door slakken en insekten vernield,
441 ; veelvormige —, 8 8 ; — heb-
benin hef midden van het gebied,
waarin zij voorkomen, het meest
met anderen te strijden, 120 ; nectar
der —, 136 ; vleezige — aan de zee-
kust, 179 ; klim—, 232 ; dimor-
phisme en trimorphisme bij —,
431 ; verspreiding der zoetwater—
en moeras—, 560; Jaag georgani-
seerde — zijn het verst verspreid,
577.
P l a n van het werk, 43.
P l a t v i s s c h e n , 279, 294.
Pleuronectidae, zie : Platvisschen.
P l i o c e e n , 535.
Ploceus philippencisl 359.
P o i n t e r , 381.
P o l em o n i a c e e S n , weérstands-
vermogen tegen zeewater, 524,
551, 555.
Pollicipes, 640.
P o l l i n i e n , ontwikkeling der —,
289.
Polyandria, 496.
Polyanthus, 395.
Polyborus Novae-Zelandiae, 372.
Polyzoa, 287, 288, 295.
P o m p o e n , 548.
P o o l e , over een gestreepten dsjig-
getai, 208.
P o o t e n der Vogels, weekdieren
hangen ¿ich aan de —, 559, 581.
Portetta, 203.
P o s t d u i f , 63, 84.
P o u c h e t, over de kleuren der
platvisschen, 282.
P r e s t w i c h , over Fransche en
Engelsche eocene lagen, 494.
Prion, 277.
P r im o r d i a a l f a u n a , 477.
Procellaria glacialis, 409.
Vroctotrupes, 225.
P r o s p e r Lu c a s , over de ge-
lijkenis van het kind op zijn ouders,
443.
Proteaceae, 587.
Proteolepas, 495.
Proteus anguineus, 485.
Pruimen, in de Vereenigde Staten,
428,
Prunus avium, 401.
P r y o r , over aanvallen op kerse-
bloesems, 401.
P s y c h o l o g i e , toekomstige voor-
uitgang in de —, 678.
P t e r o d a c t y l e n , 297.
Pf/MMs-soorten, zieh dood houden van
348.
Puffinaria Berardi, 225.
Pyrgoma, in het krijt gevonden, 474.
QQ
u a t r e f a g e s , over bastaarden
van Bombyx, 446.
Quercus pedunculata, 95.
Quercus pubescens, 95.
Quercus robur, 95.
Quercus sessiliflora, 95,
Querquedula discors, 581.
Q u e t e 1 e t , gemiddelde grootte van
den mensch, 644, 643.
ß .
R a a d s h e e r , 63, 65.
Ra a p, analoge verscheidenheden
van de —, 205.
R a d c l i f f e , over de elektrieke Organen
van de sidderrog, 235.
R a e (Dr. J.), over onbevreesdheid
van vogels voor spoortreinen, 347.
R a f i n e s q u e , over het ontstaan
van soorten uit verscheidenheden,
30.
R amme n a s-zaden in zout water,
548, 553.
R a m o n d , over de planten der
PyreneeSn, 532.
R a m s a y , over het instinkt van
den köekoek, 312; over vernieling
door aanraking met de lucht, 453;
over heuvelklingen in het Wealden-
district, 453; over dalingen in Engeland,
455 ; over de dikte der vor-
mingen in Engeland, 455.
R a n g s c h i k k i n g , 584.
R a n k p o o t i g e n , 233, 627 • zie :
Cirrhipeden.
Raphänus sativus, 553.
Ra s s e n , kenmerken van tämme —,
58 v. v .; — der tamme duif, 63;
bepaling van het woord —, 85;
tamme —, ; geographische —,
91; twijfelachtige —, 90, 93; de
grenslijn tusschen verscheidenheden'
— en onder-soorten niet duidelijk,
96; strijd tusschen de —, 448;
overgangsvormen tusschen de —
zeldzaam, 215; vruchtbaarheid tusschen
gekruiste —.435; rangschikking
der —, 594 , zie : Verscheidenheden.
R a t e l s l a n g ( 249.
R a t t e n , blinde — in holen, 183;
door den mensch allerweg overgebracht,
187; voorzichtigheid, 346;
woning, 361.
R 6 a u m u r, over de instinkten der
mieren, 553.
R e d e n e n waarom natuurkeus ver-
anderd is in natuurliike teeltkeus,
46, 47, 48.
Re e k s e n h omo l o g i e , 614.
Re f l e x b e w e g i n g e n , 394,