
landstreek, en dit was wel vooruit te verwachten; maar Nieuw-ZeelandU
is daarin ook blijkbaar verwant aan Zuid-Amerika, hetwelk, ofschooi*
op e£n na het naastbij gelegen vasteland, er echter zoover af gelegen,
is, dat dit feit een uitzondering in den regel sehijnt. Doch dit bezwaar
verdwijnt bijna geheel, als wij aannemen, dat zoowel Nieuw-Zeeland als-
Zuid-Amerika en andere zuidelijke landen, langen tijd geleden, gedeel-
telijk hun planten hebben gekregen uit een ongeveer tusschen in gele-
gen ofschoon verwijderd punt, namelijk uit de zuidpooleilanden, toen zij
met planten waren bedekt, vöör het begin van den ijstijd. De verwant-
schap, die, hoewel zwak, toch volgens Dr. Hooker, wezenlijk bestaat
tusschen de flora van de zuidwestelijke punten van Nieuw-Holland en
van de Kaap de Goede Hoop, is een veel merkwaardiger geval, en toi
beden nog onverklaarbaar, doch die verwantschap bepaalt zieh slechts
tot de planten alleen, en zal eenmaal ongetwijfeld worden verklaard.
Somtijds zien wij, dat de wet, ten gevolge waarvan de bewoners van
een archipel, ofschoon soortelijk verschillend, toch naverwant zijn aan
die van het naaste vasteland, wel is waar op een kleinere schaal, maar toch:
op een zeer belangwekkende wijze binnen de grenzen van den zelfdem
archipel wordt opgevolgd. Zoo worden de verschillende eilanden van
de Galapagos-groep bewoond, gelijk ik elders heb aangetoond, door zeer
naverwante soorlen, en wel zöö dat de bewoners van elk afzonderlijk
eiland, ofschoon onderling zeer onderscheiden, echter veel nader aan
elkander zijn verwant dan aan de bewoners van eenig ander gedeelte-
der wereld. En dit was volgens mijn leer te verwachten, want de eilanden
zijn zoo dicht bij elkander gelegen, dat zij bijna onfeilbaar volkplan-
ters moesten verkrijgen uit het zelfde moederland, of wel van elkander.
Hoe komt het echter, dat op eilanden, die zoo dicht bij elkander liggen,.
dat men van het eene eiland het andere kan zien, die de zelfde geologische
gesteldheid, de zelfde hoogte, het zelfde klimaat bezitten, zoo
vele aankomelingen, ofschoon in geringe mate, toch op elk eiland verschillend
zijn gewijzigd ? Lang heeft mij dit een groote zwarigheid
töegeschenen, maar het is een gevolg van de diep ingewortelde dwaling,
dat men de physische toestanden eener landstreek als de belangrijkste
voorwaarden voor het leven zijner bewoners beschouwt, terwijl er toch
geen twijfel aan is of de natuur der andere bewoners, waarmede elk
wezen heeft mede te dingen, is ten minste, even belangrijk en veelal
zelfs veel belangrijker. Zien wij nu naar die bewoners van de Galapa-
gos-eilanden, welke ook in andere gedeelten der wereld worden gevon*-
•den, dan vinden wij een groot verschil in de onderscheidene eilanden.
Ook hadden wij dat verschil mögen verwachten, als wij aannemen, dat
de eilanden door toevallige middelen ter verspreiding zijn bevölkt, zoo-
dat b.v, een zaadkorrel van een plant op het eene eiland is gebracht,
•en een zaadkorrel van een andere plant op een ander eiland, al kwa-
men beide ook uit het zelfde land. Toen in vorige tijden een land-
verhuizer zieh op een of op verscheidene eilanden vestigde, of zieh
vervolgens van het eene eiland naar het andere verplaatste, werd hij
derhalve onfeilbaar blootgesteld aan verschillende levensvoorwaarden op
<le verschillende eilanden, want hij moest op elk eiland strijden tegen
verschillende wezens: een plant zal b.v. den meest voor haar geschik-
ten grond in onderscheidene mate door andere planten bezet hebben
:gevonden, en zal blootgesteld zijn geweest aan de aanvallen van onderscheidene
vijanden. Als zij daardoor veranderde, zal de natuurlijke
teeltkeus waarschijnlijk het ontstaan van verschillende rassen op de
onderscheidene eilanden hebben begunstigd. Eenige soorten evenwel
zullen zieh hebben verspreid en over de geheele groep haar bijzonder
karakter bewaard, zooals wij ook zien dat sommige soorten zieh ver
over de vastelanden verspreiden, en toch de zelfde blijven.
Het vreemdste feit, dat op de Galapagos is waar te nemen, bestaat
hierin, dat de nieuwe soorten die op de afzonderlijke eilanden zijn ge-
vormd, zieh niet schielijk over de andere eilanden hebben verspreid.
Doch die* eilanden, ofschoon in het gezicht van elkander, worden door
diepe zeearmen, in de meeste gevallen breeder dan het Kanaal tusschen
Engeland en Frankrijk, van elkander gescheiden, en er is geen reden
om te onderstellen, dat zij voorheen vereenigd zijn geweest. De stroo-
men der zee zijn daar krachtig, en loopen dwars tusschen de eilanden
door, en windvlagen zijn er hoogst zeldzaam, zoodat die eilanden in
werkelijkheid veel sterker van elkander zijn gescheiden dan het op de
kaart sehijnt. Desniettemin zijn vele soorten, zoowel die in andere dee-
len der wereld worden gevonden, als die welke tot den archipel zijn
bepaald, aan de verschillende eilanden gemeen, en het is waarschijnlijk
dat zij van het eene eiland naar het andere zijn overgegaan. Maar
wij hebben, geloof ik, veelal een valsch denkbeeid van de waarschijn-
lijkheid, dat naverwante soorten elkanders gebied indringen, als zij vrije-
lijk daar kunnen binnentrekken. Als een soort het eene of andere voor-
deel bezit boven een andere, zal zij die ongetwijfeld binnen körten tijd
geheel of ten deele verdringen, maar als beide even goed geschikt zijn