
Wij willen nu een paar voorbeelden geven van gewijzigde en van
weranderde gewoonten bij de indivudu’s van de zelfde soort. Alseriets
dergelijks gebeurt, zal het voor de natuurlijke teeltkeus gemakkelijker
zijn het dier geschikt te maken door de eene of andere wijziging zijner
lichaamsinrichting, voor zijn veranderde gewoonten of wel voor een
enkele, bijzondere gewoonte. Doch het is moeielijk en zelfs onmogelijk
te zeggen, of de gewoonten in het algemeen eerst veränderen en de
inrichtingen later, dan wel of de geringe wijzigingen der inrichting tot
een verandering der gewoonten leiden: waarschijnlijk veränderen beiden
veelal bijna gelijktijdig. Als gevallen van veranderde gewoonten is het
genoeg te wijzen op velen onzer inlandsche insekten, die hun voedsel
zoeken op warme kasplanten, of die bij uitsluiting van kunstmatige
zelfstandigheden leven. Van afwisselende gewoonten zijn er ook een
menigte voorbeelden te geven: ik heb in Zuid-Amerika dikwijls een
Braziliaansche klauwier (Saurophagus sulphuratus) gezien, die zwe-
vende boven zekere piek als in de lucht stond, en dan weer boven
een andere piek bleef staan, volkomen zoo als onze torenvalk, en die
op een anderen lijd op den oever eener rivier stond en op een visch
aanschoot, zood 4 het water in het rond spatte, gelijk de ijsvogel bij
ons doet. ln ons Lind ziet men niet zelden de koolmees als eenboom-
kruipertje längs de takken klimmen, en dikwijls ook als een klauwier
kleine vogels dooden door hen den kop aan stukken te pikken; enikheb
gezien en gehoord, hoe die zelfde vogel menigmaal de zaden van den taxisboom
op een tak aan stukken hamerde en verbrijzelde, op de zelfde
wijze als de vlaamsche gaai doet. In Noord-Amerika is door Hearne gezien,
dat een zwarte beer uren aaneen met wijd geopenden muil rond-
zwom, en op die wijze, bijna als een walvisch, waterinsekten ving.
Indien wij somtijds individu’s van een soort zien, die gewoonten
hebben zeer verschillend van die hunner eigene soort en van andere
5 0 orten van het zelfde geslacht, dan mögen wij, naar mijn wijze van
zien, verwachten, dat zulke individu’s somtijds aanleiding zullen
hebben gegeven tot het ontstaan van nieuwe soorten, met andere gewoonten
en met een lichaamsinrichting min of meer verschillend met
die harer eigene grondvormen. En zulke voorbeelden komen er in de
natuur voor. Kan men een beter voorbeeld van geschikt zijn voor zijn
levenswijze geven dan dat van den specht, die op de boomen klimt en
insekten haalt uit de spleten van den bast? En echter zijn er in Noord-
Amerika spechten, die grootendeels van vruchten leven, en andere
met lange vleugels, die insekten in de vlucht vangen; en op devlakten
van la Plata, waar bijna geen enkele boom groeit,, leeft een specht
(Golaptes campestris), welke, gelijk onze specht, twee teenen naar voreil
en twee naar achteren gekeerd heeft, een lange spitse tong, stijve
staartvederen en een rechten, sterken snavel bezit. Toch zijn de staart-
vederen slechts stijf genoeg om den vogel in loodrechte houding op een
paal te ondersteunen, en niet zoo stijf als bij de typische spechten.
Ook de snavel is minder recht en niet zoo krachtig als bij de typische
spechten, hoewel krachtig genoeg om in het hout te boren. Deze Golaptes
is dus in elk wezenlijk deel zijner bewerktuiging een echte specht.
Doch deze specht klimt, gelijk ik volgens mijn eigen waarneming en
die van den nauwkeurigen Azara kan verzekeren, m sommige uitge-
breide landstreken nooit in boomen, en bouwt zijn nest in het oever-
zand. In sommige andere streken bezoekt echter deze zelfde specht,
gelijk de heer Hudson mededeelt, boomen, en boort gaten in de stammen
om er zijn nest in te bouwen. Ik wil als een tweede voorbeeld
van een verandering van levenswijze in deze groep vermelden, dat de
Saussure een Mexicaanschen Golaptes heeft beschreven, en door hem
wordt medegedeeld, hoe deze in hard hout gaten boort om er zijn
voorraad eikels in te verbergen.
De stormvogels zijn die vogels, welke het meest van allen in de
lucht en op de golven der zee leven: echter zou men in de rüstige
baaien van het Vuurland de Puffimria Berardi, die zeer gemakkelijk
onder water duikt en slechts onwillig vliegt, zekerlijk houden voor een
alk of een fuut, echter is hij een echte stormvogel, doch m verband
met zijn levenswijze in vele deelen zijner bewerktuiging zeer gewijzigd,
terwijl bij den specht van La Plata het lichamelijk maaksel slechts on-
beduidende veranderingen heeft ondergaan. Aan den anderen kantzou
de scherpzinnigste waarnemer, bij het onderzoeken van het doode lichaam
van de waterspreeuw, nooit vermoeden, dat die vogel door zijn levenswijze
half en half aan het water was gebonden geweest, en echter ver-
J schaft zieh deze vogel, die toch met de lijsterfamilie verwant is, zieh
zijn voedsel alleen door zijn onderduiken, terwijl hij over den bodem
des waters heenloopt, zijn vleugels onder water gebruikt en met
zijn pooten steenen vastpakt. Alle leden van de orde der vliesvleuge-
lige insekten (Hymenoptera) zijn landdieren, met uitzondermg van
het geslacht Proctotrupes, welke, gelijk Sir John Lubbock onlangs
heeft bevonden, in zijn levenswijze een waterdier is. Het gaat
15
HET ONTSTAAN DER SOORTEN.