
monocotyledonen werden drie,*j en [van zeventig dicotyledonen twintig
door een onderdompeling van een maand of achtentwintig dagen gedood :
dit leit, in verband beschouwd met het grootere weêrstandbiedend vermögen
bij Atriplex, Beta, Spinada en Rheum, d. i. van lager georga-
niseerde dicotyledonen, stemt overeen en hangt wellicht samen met het
op zoo velerlei wijze door den heer A. De Candolle bewezen feit
van de verre verspreiding der monocotyledonen en der lager georgani-
seerde' dicotyledonen in vergelijking van die der hoogere dicotyledonen.
1 De vier Solaneën en twee Umbelliferen hielden het in zout
water zeer goed uit, en elk dier families bevat één der soorten, die
van alle, welke werden onderzocht, het langst in leven bleven. Tien Com-
positae werden beproefd, en slechts één daarvan werd door onderdompeling
van ééne maand gedood, dat wil zeggen met uitzondering van
het Tussilago-zaad, dat onder water kiemde. Acht Cruciferae werden
beproefd en allen, met uitzondering van Sinapis nigra, die door een
onderdompeling van 25 dagen werd gedood, weêrstonden de inwerking
goed ; drie van de Cruciferae bleven meer dan 85 dagen in leven:
een dergelijk weêrstandsvermogen bij de zaden dezer familie is wegens
hun oliegehalte wellicht verrassend. Negen Leguminosae werden onderzocht
; deze boden allen siecht weêrstand aan het zoute water, uitge-
zonderd de harde dünne zaden van Mimosa sensitiva, welke na vijftig
dagen heel aardig kiemden : die Lupinensoorten schenen juist in staat een
onderdompeling van ongeveer 86 dagen te weêrstaan, terwijl de zaden
van alle andere Leguminosae in veel korter tijd stierven. Ik vermoed,
dat het water, eri niet het zout de Leguminosae doodt ; ik bevond
ten minste, dat een partij versehe „ Thurston-Reliance”-&rwtevi na een
onderdompeling van dertien dagen in zuiver water2 allen dood waren,
1 Godron constateert in zijn „Flora Juvenalis” (blz. 16), dat de zaden
van sommige planten, gelijk de melde en eenige grassoorten, volkomen goed
kiemen in zoutmoerassen, waar zij zelfs gedurende den geheelen winter in
zout water gedompeld waren geweest. .
(Daar de laagst georganiseerde wezens over het algemeen palaeontologisch
het oudst zijn, is het duidelijk, dat de hooger georganiseerden -minder tijd
hebben gehad om zieh van uit de plaats, waar zij oorspronkelijk ontstonden,
te verspreiden dan de Jager georganiseerde. Ook dit zal hier wel een rol
hebben gespeeld Dr H. H. H. v. Z). j}
3 Loiseleur Deslongchamps zegt („Considér. sur les Céréales , Part. II,
blz. 234) dat de embryo bÿ in water gelegde tarwe in den loop van twee
dagen te voorschijn komt ; daar nu de tarwe van den heer Berkeley een
onderdompeling van dertig dagen in zeewater overleefde, moet men in dit
geval vermoeden, dat het zaad langer in zeewater, dan in zoet water blÿft leven.
en men heeft mij verzekerd, dat een veel korter onderdompeling snij-
boonen zou dooden. Eindelijk werden zeven soorten (species) uit de ver-
wante families der Hyärophyllaceen en Polemoniaceen (van welke zes door
den heer Berkeley waren uitgekozen) door onderdompeling van een maand
gedood, en zulk een sterke verhouding kan moeilijk een toeval zijn.
Uit het groote verschil in weerstandbiedend vermögen tegen zeewater
tusschen de verschillende bovengenoemde famiües, zelfs tusschen de
verschillende verscheidenheden van eene en de zelfde soort (species) en
der Leguminosae, welke in dit opzicht oogenschijnlijk het gevoeligst zijn,
terwijl zij, naar men algemeen gelooft, langer dan eenige andere zaden,
in den drogen toestand kiembaar blijven, moeten wij, dunkt mij, een
les in de voorzichtigheid nemen, om niet met te veel beslistheid uit
onze kennis van de soorten, die op kunstmatige wijze het langst be-
waard blijven, te besluiten, welke zaden het langst zouden duren, als
zij, overeenkomstig den natuurlijken gang van zaken, in vochtige aarde
werden begraven.
Ik had het voornemen, veel meer zaden te beproeven, daar ik op
zekeren tijd veel meer dan ik thans doe, dacht, dat deze proeven meer
licht op de verspreiding der zaden zouden werpen. Ik werd er spoedig
mede bekend, dat de meeste zaden, in overeenstemming met de gewone
ervaring der tuinlieden, in water zinken: ten minste ik heb bevonden,
dat dit na weinige dagen geschiedde bij de 51 zaadsoorten, die ik zelf
heb onderzocht, zoodat deze zaden mogelijk niet verder dan over een
zeer körten afstand door zeestroomen zouden kunnen worden vervoerd*
Eenige weinige zaden drijven echter, gelijk ik heb beproefd met een
aantal van die, welke door den golfstroom op de kusten van Noorwegen
werden geworpen. Daar ik weet, dat dikwijls boomstammen ver van
het vasteland aan de kusten van oceanische eilanden worden geworpen,
en daar ik berichten over in riviermondingen drijvenden afval van planten
heb ontmoet, neem ik aan, dat planten met rijpe zaden, die door rivieren,
aardschuivingen enz. in zee geräken, gedurende een tijd van verschei-
dene weken door zeestroomen kunnen worden medegevoerd. De sa-
mensluiting van doosvruchten, doppen, bloemkorfjes der Compositae enz.,
als zij worden bevochtigd, en hun heropening als zij aan het strand
spoelen en drogen, zoodat de zaden door de eerste stormachtige winden
in het binnenland kunnen worden gedreven, schijnen zulk een wijze
van vervoer te begünstigen. Toen ik 34 planten van verschillende
orden in zout water deed, dreef slechts eine, een Evonymus, meer dan