
en slechts weinig verbeterde bewerktuiging bezitten; het is ook daarmede
vereenigbaar, dat vele vormen in hun bewerktuiging zijn achteruitgegaan,
doordat zij zieh op elken trap der afstamming aan een andere levenswijze
gewenden, die een eenvoudiger bewerktuiging vereischt. Eindelijk de
wonderbare wet van het lang bestaan blijven van verwante vormen op
het zelfde vaste land — van de buideldieren in Nieuw-Holland, de tan-
deloozen in Amerika — is begrijpelijk: want in een begrensd gewest
zullen de nieuwe en de oude vormen natuurlijk door de afstamming zijn
verbonden.
En wat de verspreiding over de aarde betreft — als wij toestemmen»
dat er gedurende den langen loop der geologische perioden groote verhui-
zingen van het eene deel der wereld naar het andere zijn geschied, als
gevolgen van vroegere veranderingen des klimaats en des bodems en
bevorderd door vele nu en dan voorkomende en onbekende middelen
van vervoer, dan kunnen wij, naar de leer van afkomst met voortdurende
wijziging, de meeste groote feiten dier verspreiding verstaan. Wij kunnen
nagaan, waarom er zoo een treffende gelijkheid is in de verspreiding
van bewerktuigde wezens door de ruimte, en in hun geologische
opvolging in den tijd: want in beide gevallen zijn de wezens verbonden
geweest door den band der gewone voortplanting, en ook de middelen
4er wijziging waren de zelfde. Wij begrijpen ten volle het wonderlijke
feit, hetwelk elken reiziger moet hebben getroffen, namelijk dat op het
zelfde vaste land, onder de meest verschillende voorwaarden, in wärmte
cn koude, op bergen en vlakten, in woestijnen en moerassen, de meeste
bewoners, die tot een zelfde klasse behooren, klaarblijkelijk verwant
zijn: want zij zullen veelal afstammelingen zijn van de zelfde stamouders
en vroegste volkplanters. Door die zelfde vroegere verhuizingen, in de
meeste gevallen met wijzigingen gepaard, kunnen wij met behulp van
■den ijstijd de gelijkheid van eenige planten en de nauwe verwantschap
tusschen vele andere op de verst van elkander gelegen bergtoppen
en in de meest verschillende klimaten begrijpen, en ook de nauwe verwantschap
tusschen sommige zeebewoners in de noordelijke en zuide-
lijke gematigde streken, ofschoon zij door den geheelen oceaan der
keerkringen zijn gescheiden. Ofschoon twee gewesten de zelfde physische
levensvoorwaarden mögen bezitten, behoeft het ons toch niet te
verwonderen, dat hun bewoners grootelijks verschillen, als zij gedurende
«en langen tijd volkomen van elkander gescheiden zijn geweest. Want
-daar de betrekking van de eene bewerktuiging tot de andere de belangrijkste
van alle betrekkingen is, en daar de twee gewesten volkplanters
kunnen hebben ontvangen uit een derde bron of wederkeerig van elkander,
en dit wel op onderscheidene tijden en in verschillende verhou-
dingen, is het duidelijk, dat de gang der wijziging noodzakelijk in de
twee gewesten een verschillende heeft moeten zijn.
Uit die leer van verhuizing met opvolgende wijzigingen wordt het ons
begrijpelijk waarom de eilanden des oceaans door weinige soorten, en
daarbij veelal door zeer bijzondere soorten, worden bewoond. Wij kunnen
duidelijk inzien, waarom zulke dieren als batrachiers en landzoog-
dieren, die geen breede zeearmen kunnen overtrekken, niet op eilanden
voorkomen; en waarom integendeel nieuwe en bijzondere soorten van
vleermuizen, die den oceaan kunnen overtrekken, zoo dikwijls op eilanden
ver van eenig vast land worden gevonden. Maar zulke feiten als
de aanwezigheid van bijzondere vleermuissoorten, en de afwezigheid van
alle andere zoogdieren op eilanden des oceaans zijn te eenen male
onverklaarbaar uit de. leer van een onaf hankelijke schepping der soorten.
Het bestaan van naverwante of vertegenwoordigende soorten in twee
gewesten bewijst, naar de leer van afkomst met trapsgewijze wijzigingen,
dat de zelfde stamouders voorheen die twee gewesten hebben bewoond:
ook vinden wij bijna altijd, dat, indien twee verwante soorten de twee
zelfde gewesten bewönen, de eene of andere soort in beide te gelijk
bestaat. Waar ook vele naverwante doch verschillende soorten worden
gevonden, vindt men tevens vele twijfelachtige vormen en rassen van
die zelfde soorten. Het is een zeer algemeene regel, dat de bewoners
van elk gewest verwant zijn aan de bewoners van dat naburige gewest,
waaruit de volkplanters afkomstig waren, die er in zijn aangekomen. Wij
~zien dit in bijna alle planten en dieren van de Galapagos-eilanden, van
Juan Femandez en van andere Amerikaansche eilanden, die op de treffendste
wijze verwant zijn aan de planten en dieren van het naaslbij
gelegen vasteland, gelijk die van de Kaap-Verdische en andere Afri-
kaansche eilanden aan die van Afrika zijn verwant. Men moet bekennen,
dat die feiten niet uit de leer der onafhankelijke scheppingen kunnen
worden verklaard.
Het feit, dat alle vroegere en tegenwoordige bewerktuigde wezens in
<eenige weinige groote klassen kunnen worden gerangschikt en verdeeld
in groepen, ondergeschikt aan groepen, waarbij de uitgestorven groe-
pen dikwijls staan tusschen levende, is verstaanbaar naar de leer der
natuurlijke teeltkeus met haar gevolgen, het uitsterven en uiteenspreide n