
midden houden tusschen die der grooten en der kleinen, zoodat wij hier
in het zelfde nest twee kästen van werkers hebben, niet slechts in grootte,
maar ook in hun gezichtswerktuigen verschillend, doch echter verbonden
door eenige weinige tusschenschakels. 1k moet hier nog doen opmerken,
dat als de kleinere werkers het meeste nut deden voor de maatschappij, de
natuurlijke teeltkeus aanhoudend zulke mannetjes en wijfjes voor de voort-
planting zou hebben uitgezocht, welke de meeste kleine werkers voort-
brachten, totdat alle werkers kleiner zouden zijn geworden. Wij zouden dan
in Europa een soort van mier bezitten met onzijdigen in bijna den zelfden
toestand als die van Myrmica, want de werkers van Myrmica hebben
zelfs geen spoor van ocelli, niettegenstaande de mannetjes en wijfjes van
dat geslacht wel ontwikkelde oogen hebben.
Nog een enkel voorbeeld: F. Smith verheugde mij met bet toezenden
van een menigte voorwerpen uit het zelfde nest van een Afrikaansche
mier (Anomma). De lezer zal misschien de grootte van het verschil in
deze werkers het best vatten, als ik hier geen opsomming van maten
geef, maar integendeel een volkomen juiste vergelijking. Het onderscheid
was zoo groot, alsof wij een rij van metselaars zagen, die een huis
bouwden, en waarvan velen vijf voet vier duim lang waren, terwijl anderen
een lengte van zestien voet hadden. Doch wij moeten ons ver-
beelden, dat de lange metselaars hoofden hadden, viermaal in plaate
van driemaal dikker dan die der kleine, en kaken bijna vijfmaal langer.
Bovendien verschillen die kaken van de verschillende werklieden ten
hoogste in gedaante, zoowel als in den vorm en het getal der fanden.
Doch het belangrijkste voor ons is, dat, ofschoon die werkers kunneni
worden geplaatst in kästen van een verschillende grootte, zij echter trapsge-
wijze in elkander overgaan, zoowel daarin als in de verschillende inrichting
van hun kaken. lk durf dit stehig zeggen, wijl de heer Lubbock teeke-
ningen met de camera lucida voor mij heeft gemaakt van de monddeelen,.
die ik uit de koppen van verschillende werkers. had genomen.
Indien wij nu over al deze feiten nadenken, dan geloof ik, dat wij
mögen aannemen, dat de natuurlijke teeltkeus, door op de vruchtbare
ouders te werken, een soort kon vormen, die geregeld onzijdigen voort-
bracht, hetzij allen groot en allen met gelijke kaken; hetzij allen klein,,
met zeer verschillende kaken; hetzij, en dit is het toppunt der zwarig-
heid, een groep van werkers van gelijke grootte en gedaante, en tem
zelfden tijde een andere groep van werkers van een onderscheidene
grootte en gedaante. Eerst zal er een trapsgewijze reeks zijn gevormd,,
zooals bij Anomma., en toen zullen de uiterste gedaanten, wijl zij het
nuttigete waren, in al grootere ert grootere gefallen zijn voortgebracht,
door de werking van de natuurlijke teeltkeus op de ouders waaruit zij.
werden geboren, totdat er eindelijk geen enkele tusschen gedaante meer
W EtJsrol^el^ke ^erklaring van het even ingewikkelde geval, dat som-
mige Maleische vlinders geregeld op den zelfden tyd in twee of z
drie vrouwelijke vormen verschijnen, heeft Wallace gegeven, en eveneens-
Fritz Müller van onderscheidene Braziliaansche schaaldieren, die even-
eens in twee zeer verschillende mannelijke vormen optreden. Dezezaak.
behoeft hier echter niet te worden besproken.
Op die wijze geloof ik, dat het wonderbare feit ts ontstaan »an twee
verschillend gevormde kästen »an onvrnchtbare werkers in het ze
ne* levende twee kästen, die zeer »an elkander en van hun ende«
afwiiken. Wij kennen nagaan, hoe nnttig het »oortbrengen dier werkers
is geweest »oor het welzijn »an een maatschappij van gezellig le»
de mieien, als wij bedenken hoe »oordeelig een verdeehng »an den arbei
»oor den beschaafden mensch is. Daar de mieten werken door een
erfelijk instinkt en door geerfde werktuigen, en niet door een verkregen
kennis en gemaakte werktuigen, kon een volkomen verdeehng »an den
arbeid onder haar slechts daardoor worden verkregen, dat de werkers
onvruchtbaar waren. Immers, als zij »ruehtbaar waren geweest, zouden
zij worden gekruisl, en zouden dus hun Instinkten en mnchtmgen
zijn gemengd. En de natuur heeft, naar ik geloof, die bewonderens-
waardige »erdeeling »an den arbeid in de hnishouding der mieten door
de natuurlijke teeltkeus tot stand gebracht. D o c h ik moet bekennen, dat,
met al mijn vertrouwen op dat beginsel, ik nooit zou hebben beweerd,
dat de natuurlijke teeltkeus in zoo hoogen graad werkzaam kon zijn,
indien het geval van die onzijdige insekten mij daarvan met had over-
tuigd. Daarom heb ik eenigszins uitvoerig, ofschoon nog te kort, over
dit onderwerp gesproken, ten einde de macht der natuurlijke teeltkeus
aan te toonen; en ook omdat dit verreweg het grootste bezwaar is geweest,
hetwelk ik tegen mijn leer heb kunnen opsporen. Het feit is
ook nog daarom merkwaardig, wijl het bewijst, dat bij dieren zoowel
als bij planten zekere mate van verandering kan gebeuren — door de
ophooping van vele geringe, en, gelijk wij haar moeten noemen, toe-
vallige wijzigingen, welke op zekere wijze nuttig zijn - zonder dat de
oefening of de gewoonte mede in het spei komt. Want geen oefenmg»-