
•door sommige schrijvers wordt beweerd, dat de verschillende vormen
Tan het bekken der vogels, het opmerkelijke verschil in de gedaante
hunner nieren veroorzaken. Anderen gelooven, dat de vorm van het
bekken der vrouw door drukking invloed heeft op de gedaante van het
hoofd des kinds. Volgens Schlegel bepaalt de gedaante van het lichaam
en de wijze van het voedsel door te slikken, de Stelling van verscheidene
belangrijke ingewanden der slangen.
P e eigenlijke aard van dat verband is zeer dikwijls hoogst duister.
Is. Geoffroy St. Hilaire heelt opgemerkt, dat er sommige gedrochtelijk-
heden zeer veel, en dat andere zeer zelden voorkomen, zonder dat
wij in staat zijn daarvan de reden op te sporen, Wat kan zonderlin-
ger zijn dan die betrekking tusschen blauwe oogen en doofheid bij de
katten, en dat driekleurige katten altijd van de vrouwelijke sekse zijn;
de bevederde voeten en het vlies tusschen de buitenste teenen bij düi-
Ten; de aanwezigheid van meer of minder dons op de jonge duiven als
.zij uit het ei komen, en de toekomstige kleur van de vederen; het haar
en de tanden bij de naakte Barbarijsche honden, ofschoon hier onge-
twijfeld homologie in het spei komt? Ten opzichte van dit laatste
Toörbeeld van een verband tusschen de deelen onderling, dunkt mij
dat het niet toevallig kan worden genoemd, dat, als wij twee orden van
zoogdieren uitkiezen, die het meest in hun huidbekleedmg verschillen,
de cetaceeen (walvisschen) — en de edentaten of tandeloozen (schub-
dieren, gordeldieren, enz.) — ook deze juist het meest van den gewonen
regel afwijken in hun gebit. Er bestaan echter zoovele uitzondenngen
op dezen regel, naar de heer Mivart mij heeft gemeld, dat zij van geringe
waarde is.
Ik weet geen beter voorbeeld te geven van het groote belang der
wetten, die de betrekking der deelen tot elkander in het wijzigen van
gewichtige werktuigen regelen, onafhankelijk van de nuttigheid en ge-
volgelijk ook van de natuurlijke teeltkeus, dan het onderscheid tusschen
de buitenste en binnenste bloemen van de samengestelden (Compositae)
en van de schermdragers (ümbelliferae). Iedereen kent het onderscheid
tusschen de schijfbloempjes en de straalbloempjes van het madeliefje (Bel-
lis perennis) en dit onderscheid gaat niet zelden gepaard met een mis'
lukking van sommige andere deelen der bloem. Doch bij sommige
samengestejden verschillen ook de zaadkorrels in vorm, en zelfs verschilf
het vruchtbeginsel met de deelen, die jer toe behooren, zooals door Cassini
is beschreven. Die verschillen zijn door eenige schrijvers aan drukking
toegeschreven, en de gedaante der zaadkorreltjes in de straalbloempjes
van sommige samengestelden, bevestigt dat denkbeeid. Maar volgens
mededeeling van Dr. Hooker zijn bij de schermdragers geenszins
bij de soorten, die de meest gevulde schermen hebben, de binnenste
en buitenste bloemen ook het meest van elkander onderscheiden.
Men zou kunnen meenen, dat de ontwikkeling van de straalbloempjes
bij samengestelden, wijl daardoor voedsel aan sommige andere
deelen der bloem wordt onthouden, de oorzaak van de mislukking
dier deelen kon zijn; doch bij eenige dier bloemen vindt men een
verschil in het zaad van de buitenste en binnenste bloempjes, zonder
eenige afwijking in de bloemkroon. Het is mogelijk dat al deze
verschillen zijn verbonden met eenig verschil in het toestroomen van
voedsel naar de schijf- en straalbloempjes: wij weten ten minste, dat in
ongeregelde bloemen de zulken, die het dichtst bij de as zijn geplaatst,
zieh het meest geregeld ontwikkelen. Ik kan hier een zeer treffend
voorbeeld van het verband der deelen gedurende den groei geven, dat
ik zelf heb waargenomen. Bij eenige pelargoniums verliezen de mid-
denbloemen van den tros dikwijls de donkerkleurige vlekken van de
twee bovenste bloembladeren: als dat gebeurt, is ook het honigbakje
volkomen mislukt; en als de donkere vlek slechts op een. der twee
bovenste bloembladeren ontbreekt, is het honigbakje ook slechts min
of meer verkort; hierdoor wordt de centrale bloem pelorisch of regel-
matig. Ontbreekt de vlek slechts op een der beide bovenste bloembladeren,
dan mislukt het honigbakje niet geheel, maar wordt alleen
sterk verkort.
Ten opzichte van het onderscheid in de bloemkroon der binnenste
en buitenste bloemen van een bloemscherm, durf ik niet beweren, dat
het denkbeeld van C C. Sprengel zoo gezöcht is, als men wel eens
heeft gezegd. Hij zegt namelijk, dat de buitenste bloemen dienen om
insekten te lokken, welker invloed zeer voordeelig is voor de bevruch-
ting van de planten dezer orde; en als dat waar is, dan zal de natuurlijke
teeltkeus er wel de hand in hebben. Doch wat het uitwendige
zoowel als het inwendige onderscheid der zaadkorrels betreft — een
onderscheid, dat geenszins altijd vergezeld gaat van eenig verschil in de
bloemen — het schijnt onmogelijk, dat daarin eenig voordeel voor de
plant sehuilt; en echter is dat onderscheid bij de schermdragers schijn-
baar van zulk een groot belang (daar, in verschillende gevallen de
vruchten der buitenste bloemen rechtzadig (orthosperm) en van de
h e t o n t s t a a n d e r s o o r t e n 13