
¡ I f t S s î l 'H p i
-b h J h s S l l
H
: S Î I M
Itei
p m
f H K ' . !(■
m r n m i
n ffiÈ Ê È m
l i i U / 1 1 ”
if4 Befchryving der BO OMEN, PL A N T E N , M f» n m n r t 1 i ry k<AV n a a n n ïn n . . . . .
Hoeda-
nig wy
die op-
ftcllen
zollen.
Ordre
van dit
.Werk.
Van de
Boomen
in ’t ge-
mcen.
En in ’t
byzonder
van de
• Vrugt-
boomen ,
tot lpyze
dienende.
Men moet zig hier geen^ins je r -
beelden , dat ik my voor een Botanik
cus , o f grondigen Kruyd-kenner , uit-
gevc , o f dat pek myn voomemcn
i s , om hier c€n Befchryving van ’t
Geboomte , volgens de gronden , en
ordre, zoo als de Kruyd-kunde wel ver-
eiffchen zou, op te iiellen; want dat laten
wy voor de Botanici , en Artzen ,
welker eigen werk dit is, over $ maar
wy'zullen alleen Jeggen ^ wät hier voor
ßodmefi, eri¡Gefvaflen, vallen, dat op-
geven volgens een ordre^ die ons het ge-
makkelyklt wezen, en nogtans het we-
zentlykife, ’t geöri men (fear in de Bof-
fchen .vind, vervatten zal, het welke wy
kortelyk befchryven, en met zoo veel
afteekeningen , als wy hebben koünen
bckomen, vercieren.
Men moet het ons dierhalven ten goe-
de houden , indien wy nu en dan eens
Boomep, Planten, of Heefters, die juift
var^geen eene zoorte, of geflacht,zyn,
onder een mengen, alzoo wy hier niet
anders handelen, dan een lief hebber, die
maar alleen de zoorten, die ’er zyn,
heeft willen opgeven, om dat die mede
föt de Befchryving van dat Land behoo-
ren, verzekerd zynde, dat als een Bota-
nicus deze zoorten ten naaften by, zoo^
als het -behoord , -befchreven z ie t, het
hem niet veel moeite koften zal, die y-
der op zyne regte ordre te brengen.
Wat PHnius,-die'groote Natuurkun-
dige, en onderzoeker van alles, over de
zelve aangeteekend heeft , kan men in
Zyn Hifi. Hat. lib. 11. tot cap. zy. en z8.
zien.
Om nu dit werk met eenige ordre, te
beginnen , zoo kan men alles wat de
Boflchen, en Geborgten, van Amboina
uitleveren , in drie zoorten, te wetqn,"
onder de naam van Boomen, Heefters,
en Kruiden, begrypen.
W y maken dan jsen begin met de
Boomen, die wy hier driederley ont-
moeten.
Daar zyn o f Vrugt-boomen, o f Boomen
, die tot Timmerhout dienen , en
eindelyk nog een derde zoort, die men
als wilde Boomen aanmerkt.
De Vrugt-boomen kan men weder
onderfcheiden, o f in die gene, de welke
eenige fpyze o f drank uitleveren , of in
de §pecery-boomen, en waar in zig een
ongetheene geur en lieflykheid opdoed,
ofin die zoorte, die o f eenige hars voort-
breneen, o f wel maar eenige welrieken-
de Bloemen geven. *
Onder de Vrugt-boomen zullen wy
die eerft opnoemcn, en befchryven, die
maar blootelyk gegeten werden zonder
dat zy eenigen arank uitleveren.
Mtomen, tot Spyze dienende.
~ Onder de Vrügt-boomea Jcen ik ’er De.»
geen, die een heerlyker , crt fmaakely* mecW
ker Vrugtuitlevercl,als de Aiängga-boom. ¡¡¡an|
Van de zelve zyn verfchcide zoorten,als
by ons van de Äppelen; dog wy zullen
eerft van de gemeene handelen.
De Boom zelfiszeergroot, dik-, hpog,
en rulg vän 'ftäm, bfei dende zieh zelven
zeer wyd uit 'ifict zyn eftkke takken, die
gafitfeh niet fterk, maar oros , "'en der-
hälven* niet anders , dan tot brandhout
be.quaalfn zyif.
De bladen die dik, zeer vaft^en glad,
en die geel van ribben, even Verre van
een zyn,, en die niet verre van malkan-
deren , J en erikeld ftaah , zyn wel zoo
fpits als een Okker-nooten-blad , heb-
bende de lengte van zes.of zeven y en de
l^eedte van tuifchen de twee en drie dui-
flin. O o k ziet men in ’t miciden een
dikke ribbe,die zig aan wederzyden uic-
zer, .of uitpuild.
Zoo lang dit'blad nog jong is, ver*
toond het zig bruin, en glad van ribben,
zynde dan wel glad, maar nogflap. Deze
komen niet overal te gelyk, maar aan
de eene o f de andere zyäe vöOrt.
Zyn bloeizel, dat van eeii zfgte lief-
felyke reuk is, ziet men aan lange tjof-
ien wyd-uitgebreid iranggn ,waar aan
men kleine Bloeinen'- van vyf witte bla-
derkens verneemd , die wat na agteren
-toe-overgebogen zyn ^ op welke ook ee-
nio-/» b.ehalven dat
witte
■ — -— o j 7 r v
nige geele vlekjens z^n, hehalve
zy in ’t midden ook Vyf, körte.wme
vezelkens hebben, die rondom een groen
plant-knopje ftaan, waar op zig nog een
ander kleiner knqpje , dat geel is , vcr-
toond, uit het welke de Vrugt zooda-
nig voortkomt, dat de meefte bloeflem
te vergeeft afvalt, en dat ’er niet boven
vier o f vyf Vrugten van yder trosje te
regt komen.
De Vrugt is van groote ontrent als
een Ganzen ey, en ook zoo byna van
fatzoen, o f wel als een groot Enden ey,
zynde aan de eene zyde wat plat gedrukt,
cn agteraan wat dikker, dan voor , daar
zy wat fpitzer is.
Zoo lang zy nog maar half ryp zyn,
vertoonen zy zieh bleek-groep, en van
groote als een Hoender ey j maar, ge-
heel ryp zynde, heeft men ’er die geheel
goud-geel, en ook wel andere, die nog
zeer groen, en wel zoo groot zyn, en
die ook nooit anders werden.
Men fchilt ’er deze fchil, die dun is,
af, en dan vertoond zig rondom een
groote platte ko rl, die ’er van binnen
in zit,en een byzonder zappig,draadig,
cn zeer aangenaam vleefch, dat men ’er
-’'niet
EnGEWASSEN
niet af eeten kan, zonder dat het zap y-
mand längs de handen1, en armen loopt. j
Binnen in die korl is nog een andere platte
korl, met een wit en bitter vliesken
’er om.
De lekkerny van deze gemeene zoort
van Mangga ’s (onder welke nogtans de
grootfte de befte zyn) is met gecn woor-
den uit te drukken, en als men die regt
ryp, en goed aantreft, zoo * kan men
zig daar aan naauwlyks verzadigen, zynde
ten deele zeer aangenaam zoet, en
ook iets van’t rynfche hebbende , dat
zeer verquikt, behalven dat men ’er ook
een aangename geur by ontwaard, die zig
alomme door.’t ßofeh, o f daar die Vrügt
is, verfpreid.
Daar zyn ’er, die de Mangoftan boven
deze Vrugt verhelfen j maar de lekkerny
van die Vrugt duurd my veel te kort ’er
toe, om haar die rang te geven, gelyk
wy nader zullen zeggen.
Men heeft van deze Vrugt,als zy nog
onryp is, een grooten dienlt in de huis-
houding, en wel de zelve, die men by
ons van de Appelen heeft, alzoo zy uit-
nemend goed tot Appelmoes, Taarten,
Koeken, en meer andere zoorten van
Ipyzen zyn,in welke zy een ampere rin-
iche fmaak, die zeer verquikkend is,geven.
Eenige zoorten der zelve vallen
vry wormfteekig , alzoo ’er een worm
' midden in groeidj dog andere zyn goed,
en gaaf.
Men legt de zelve ook wel in pe-
, k e l, ’t zy met eenig vulzel van Rits-
jes, Moftaart, enz. en by de Portugezen
Mangga, Ratsjado genaamd, ’t zy zonder
het zelve, om ze zoo als een Sultzel op
een Reize mede te nenien, hoedanig zy
ook wel , geconfyt zynde '^-vervoerd
werden j maar dan vallen zy my wat te
zoet , en men is dan geheel buiten ftaat,
om over deze fchoone Vrugt te oor-
deelen. Deze zoort werdf door de
Heer van Rbeede in de Hortus Malaba-
ricus in ’t I. Deel , en door Nieuwhof
in. zyn Gezantfchap na China fol. 116.
zeer wel afgebeeld, en dat is de reden,
dat men ’er hier geen afbeelding van
ziet, alzoo wy liefft iet nieuws willen
geven. Behalven deze gemeene zoort,
Zoo heeft men ’er ook meer andere.
Spek- De grootfte zoort rioemd men Spek-
ngga. Mangga’/, of Mangga Dodol, zynde van
grootte als een kleine Meloen , of als
een Pompelmoes, wel anderhalf pond
fwaar, en voor wat fpits toeloopende.
. Deze zyn wel zoet j dog vry rynfcher
van fmaak, dan de andere, en van binnen
niet hoog-geel (gelyk de voorige)
maar bleekagtig, ook niet hairig, en viy
veel in lekkerny van de voorige verfchil-
lendej immers die ik op Batavia gegevan
ÀMB O IN Â. I5i
ten hebbe , heb ik zoo bevönden.
Schoon zy nu zoo veel grooter, als de
gemeene Mangga', is, zoo heeft zy dog, nä
evenmatigheid van hare grootte, een kleine
korl. * ; • •• . *
Oorfpronkelyk vällen deze op Ceylon,
en op de Malabaarfche kttft ; dog ik heb
op Java ook zeer fchoone gezien, die
waarfchynelyk doof de Portugeezen ’er
gebragt zyn, gelyk zy nu obk op Celebes
hier en daar gevonden werden .; dog
men zegt j dat deze vervöerde zoo
goed van fmaak niet zyn, als die men op
Ceylon j en Malabar , z ie t, en voor al
werden die van Goa zedr geprezen.
Men zegt my, dat ’er van deze zoort
zyn, die zig van binnen roodagtig ver-
toonenj dog die heb ik nooit gezien.
De gemeene Mangga ’s vallen over-
vloedig in Amboina -, dog deze Mangga
Dodol heb ik ’er nooit gezien, en geloo-
ve pok niet, dat zy ’er valtv -
Behalven deze heeft men nog een derde
zoort , die men Vleefcb.-Mangga ’s Vleefch-
noemd, om dat het vleefch dezer Vrugt Mangga.
wat vafter,dan dat van de gemeene Mang-
ga’s\y en zoo geel niet, als dat van de
andere, maar roodagtiger is. Zy zyn
grooter, ö f altoos dikker , dan de gemeene
Mangga ’s , maar op verre na zoo
lekker niet, zynde veel geelfcher , en
geilder van fmaak: Zy blyven ook groen,
al zyn zy volkomen ryp.
Men heeft nog een zoorte , die niet o e kleine
veel van de gemeene in gëdaante, en groot- Mangga.
te, verfchild, waarom zy de kleine genaamd
werd i dog zy is al mede zoo lekker
niet, als de zelve. De Boom is ook'
zoo kloek nog zoo fterk niet, en veel kleiener
en fmaller van blad ; oolc is dé, Vrugt
van 'weinig^.agting^ werdende voor' een
wilde gerekend. Zy zyn aïs een Höen-
der-ey van grootte.
Nog kleinder , dan deze, zyn de
Aapen - Mangga ’s , die byna van pen-'"v
fmaak , als de Vleefch - Mangga ’s- , Mangga.
zyn.
Deze Boom is wel zoo hoog van ftam,
als de gemeene Mangga’s-boom ^ kleiner
van top, en ook kleiner van blad.
Als deze zoort volkomen ryp is; zoo
werd zy zeer bruin, en is van. vleefch
ook rood.
Zy zyn groot van korl ; weinig van
vleefch, en, nog niet ryp zynde, zoo '
zuur, dat zy bequaam zyn, om ’t gebit
te bederven, waarom men de zelve eerft
wel ter degen moet laten ryp werden.
I Zy gelyk en zeer wel na de wilde Mang-
\ ga’s, dog ’t vleefch zit zoo vaft niet aan
j deze, dan wel aan de andere korls.
! Deze vyf zoorten werden gemeenelyk
onder de 1'amme Mangga ’s - gereekend.
I Van deze hebben wy gecn afteekening
V i koa»