
¿4 B E S C H R Y V I N G E v a n
bultagtig is. De bladen, gewrevenzyn-
de , hebben oofc op verre na die kragt
niet. Ook is de gedaäntederFoelie zeer
dun, en geelagtig van verwe, hebbende
wel eenigzins den zelven reuk j maar zeer
Veel daar van verfchillende , hoewel de
ímaak dezer Nooten al vry wel na de
Bandaiche gelykt} maar van deze foort
van boomen was ’er maar i o f i (zoo
men zeide) bekent. De tweede foort
van boomen, was de Mafloy - boom, en
de derde deCanari- oflndiaaniche Aman-
del-boom 5 buiten welke zyn E. geen andere,
dan wilde boomen, en daar onder
veel yzerhout, vemomen had, vaftftel-
lende, dat hier ook buiten twyffel Ling-
goa-boomen zyn.
De boflchen hier waren ook met allerlei
gevogelte vervult, die den ganfchen dag
een aangenaame zang, o f wonderlyk ge-
luid, uitleveren j ook is hier over al zeer
goed drinkwater , in overvloed aan de
ftranden te bekomen.
De lugtftreek is hier niet zeer gemaa-
t ig t , maar veeltyds dyzig en dampig,
weshalven men zieh hier wel voor de
nachtlugt wagten moet.
De twee oppergebieders van dit land
van Onin waren deze Majfaloewa , en
J eef, van welke d’eerfte (die zieh in de
Negry Kil , o f Roemah Bati onthielt)
een der 7 zoonen van Radja Tabowan,
wel de voornaamfte was , diens vader,
ontrent 10 jaaren geleden, door dfo van
Caras, nevens wel 3 o f 400 man, dood
geilagen, en dat nog niet bygelegt was.'
Van deze 7 zoonen leefden ’er toen
nog y , te weten, Majfaloewa, Baboe,
Boban, Loerifa, enManokpatinj ende z
overledene waren Manakaloewa en Caroefa,
die voor den anderen als d’eerftgeboomen
geregeert hebben.
Hetvolk is van geftalte, aart, enom-
megang (zoo veel men oordeelen kan)
nog tamelyk wel -y maar men moet hen
egter niet veel vertrouwen.
De tweede in gezag was de voornoemde
J e e f, die in ’taorp Fataga, dat 1 myl
Benoorden Roemah Bati legt, woonde,
en welkers moeder een zufter van Radja
Tabowan was 5 deze had toen een zufter
van Majfaloewa getrouwt} doch zyn va-
ders naam wort zeer zelden gemela, om i
dat hy van een gering geilagt was, daar I
deze Inländers fterk op zien.
Vermits zy beide nu nog zeer jong
waren , wierden de landzaaken meeft
door de oudfte Orangkaya’s waargeno- |
men, waar ontrent dievanKeffing (hoe- |
wel zeer bedekt.) ’t voornaamfte beftier ;
aan zieh hadden weten te houden.
Hun voornaamfte bedryf beftaat in den
ilaaven- en Mafloy-handel j doch de ge-
meene man moet viflehen, wil hy eeten
hebben.
Zy vaaren ook fterk op Goram, Keffing^
en ook om de Z. en om de N. heenen.
Hun geweer beftaat in fwaardenvan ver-
icheidenerlei iborten, in pylen, boogen,
lancien , en pieken met körte weerhaa-
ken.
De Heer Keyts vernam ook uit z inlanders
van Teuw, dat die vanCaras wel
Mafloy ,aan ons hadden willen verhande-
len j doch dat hen dit in alle manieren
door Borri afgeraaden was } waar over
deze z inlanders zeer verwondert hadden
geftaan , niet könnende bezeffen , hoe
men zieh van zulken hedrieger bedienen,
en hem nog geld toegeven ton.
Den 6dea Augufti quam de Heer DeEilan.
by de eilanden van Caras, die van Poeloden van
Aas, daar zyn E. eerft ankerde, iz my-Ouas.
len lagen.
Hiertegen over in ’tN.maakt de vafte
wal een groote baai, met laag land, dat
zieh even eens, als Holland, opdoet, enRyklof
waar in wel iooo fchepen zouden kon- vanGoens
nen leggen. Deze baai noemden de onzen
Ryklof van Goens baai.
Schoon dit vaft land nu meeft laag is,
zyn egter des zelfs Z. en N. hoek hoog
land , waar by ’t eiland Goweay op 3
graaden legt.
’s Voormiddags zag zyn E. een vaar-
tuig van ’t eiland Caras na Batoer over-
fteeken, ’tgeen hy gifte het tweede jonk
van Borri, doch dat hy bevont een vaar-
tuig van Radja Mo f f on , van ’t eiland Batoer,
te zyn, die geen vreeze voor ons
volk betoonde te hebben , en ook ver-
klaarde al een goede party Mafloy aan
ons te können leveren, zoo hen dit door
Borri niet afgeraaden was. Ook boden
zy aan, in i f o f 16 dagen nog vry wat
te befchikken, zoo men zoo lang wilde
wagten, dat de Heer Keyts niet over zieh
nemen dorft} Tnaar maakte egter verdrag,
om die hen jaarlyks te komen alhaalen,
belovende hen voor yder drooge 1.0 boflen
8 vadem linnen, 1 fmal byltje, en 1 hou-
wer te zullen geven... ,
Ook. gaf zyn E. aan yder van deze 3
eilanden een vlag, met het merk der E.
Maatfchappy, waar mede deze inlanders
zeer wel m hun ichik waren.
Deze plaats legt op de breedte van 3
graaden en z6 min., of, zoo wy met andere
ftellen, wel een halve graad Noor-
delyker, hebbende niet alleen dien fchoo-
nen inbogt, maar aan de N. W . en Z.
O. hoeken ook zeer hooge bergen. .
Tot deze N. W . hoek nu fteekt zieh Qnjns
de gerigtsban van Onin uit , by hen grenspaal.
Mengonan Soholot genaamt, zoo dat
’t gebied dezer eilanders tuflehen die twee
hoeken, en over deze bogt mede ging5
doch Coveay, of Cubiay, nam zyn begin
eerft aan den hoek , die in *t Z. ten
O. lag,
^ ua„- De eilanden nu , in deze bogt gele-
toeren gen, en bewoont, zynCani, Batoer,
Caras. en Caras, alwaar men verfcheide eet-
baare vrugten, te weten, kalappus, ca-
nari, oebi, pieflang , boontjens (die
' zeer goed zyn) roode ryft, en overvloe-
dig vifch aan de ftranden , en veel tim-
merhout heeft, dat aan hunne groote
vaartuigen, die veele uit een ftuk ge-
maakt zyn, te zien is Ook is ’er voor-
namentlyk het yzerhout in grooten över-
vloed.
Het fcheen hier niet ongezont te we-
zen, alzoo men ’er een goede zeewind,
en van de vafte kuft een fchoone en ver-
K quikkende landwind heeft.
De ingezetenen zyn in allen deelen,
als die van Onin j maar zoo geflepen niet,
aangezien zy zoo veel verkeering met
ons , of anderen niet hebben.
Ook was ’er tuflehen hen, en die van
Onin, nog een oud zeer wegens het dood-
flaan van Radja Tabowan , en de zynen,
waar toe zy egter (volgens verhaal van I
Radja Moffon) al groote reden hadden,
alzoo die Radja menigmaal hunne wy ven
had gerooft, of gefchonden, gelyk dit
door hem zelf aan Moffons eigen wyf,
en door zyn flaaf ook aan Moffons eigen
dochter gedaan was , waar door zy dit
alles zieh zelven op den hals gehaalt, en
aan deze eilanders regtveerdige redenen,
om dezen fmaad te wreeken , gegeven
hadden.
Anders is dit volk onder malkanderen,
en omtrent ons zeer goed van vertrouwen
, en niet befchroomt zonder eenige
wapenen, ofverzeekering, vrypoftig by
ons te komen , om van ’t welke ons te
verzekeren, zy ook hunne wapenen, als
zy die by zieh hadden, in hunne praau-
wen lieten leggen. Endus liep ons volk
al mede onbevreeft by hen in ’t bofeh,
om hout te hakken , o f om vogels te
fchieten.
Godsdienft , o f eenige teekenen daar
van, had de Heer Keyts zeer weinig, dan
alleen eenige Teraphim , of kryftalyne
fteentjens, die zy altyd by zieh droe-
gen, onder hen vernomen.
Deze fteentjens hadden een groen en
een rood ftrecpje , ook waren ’er geele
blinkende van die foort, die zich-byna,
als o f ’er eenige ertz mede vermengt was,
vertoopden.
Voor dezelve had Radja Moffon een
groote eerbied, en was gewoon die ook
aan te bidden.
De voornaamfte Orangkayen alhier
waren te dier tyd Biaffe en Ratfotti van
’t eiland Cani, Radja Moffon van ’t eiland
Batoer, en Goerowi en Capitan van ’t eiland
Caras 5 doch Moffon fcheen onder,
hen wel de voornaamfte te zyn.
Zy voeren (zoo men merken kon)
I I I . D e e l .
nergens op, dan op Cubiay, geneerende
zieh enkelyk met menfehenrooven , en
met hunne plantagien en vifleheryen,
die zy meefterlyk weten te fteeken , alzoo
geen viiehlynen by hen nog bekent
zyn.
Den 1ften September ging zyn E. van
Batoer tuflehen Caras en Cani door,
t’ zeil, en quam daags ’er aan by een
hoogen hoek.
Cubiay begon zieh hier regt op zyde Cubiay.
eerft te ontdekken } maar hy kon hier
zeer weinig door de Z. O. winden , die
hem tegenliepen, vorderen, weshalven
hy tuflehen 6 of 7 eilanden en de vafte
wal doorzeilde , daar hy zeer ongelyke
fronden , van f o tot z8 en zo vadem,
ie dan klippig, en dan weer goed waren,
vond.
Daar na zag zyn E. in ’t N. een diepe
bogt, die veel mylen lang, en wel drie
vierde myl breed was, daar hy om zyne
lekken te floppen , vermits de chaloep
de Pieflang het niet langer gaande houden
kon, inliep.
Hier waren de inlanders wat fchuw,
roepende dat de onzen daar aan boord
wilden komen, alzoo zy Mafloy en Tam-
bacco hadden
De Heer Keyts voer zelf mede na de
wal j doch lietden tolk Djoemat maar aan
land gaan , die zieh een weinig in de
hand quetfte, en hen allen zyn bloed
drinken liet, dat de voornaamfte onder
hen ook deden, op hoedanigen wyze de
vrede by hen gemaakt-word j maar daar
viel eigentlyk geen handel op die tyd.
Deze baai legt ontrent 1 z mylen'Z. en
Z. Z. O. van de Heer Ryklof.'s baai, die ? e J^eer
zyn E. om haare fchoonheid , en om ^ans"
| ’t gemak , dat hy ’er vond , de Heer baai.
Speelmans baai noemde.
In ’tinkomen aan de linkerhand is een
zeldzaame waterval, die van ’t-gebergte
komt afftorten, en die men wel z mylen
verre in zee, als een wit laaken , zien
kan.
Zyn E. meinde zieh daar wat te gaan
verfriflenj maar’twasonmogelyk, om,
op de afftant van een pylfehoot nä, daar
by te komen , aangezien Zieh ’t gefpat
van dit water als een fwaare damp , o f
dikkemiit, vertoondej doch hier ontrent’
vond zyn E. nog verfcheide andere kleine
beekjens, die onder de fteenen quamen
uitzypeien, en waar aan men zyn dorft
gemakkelyk leflehen kon.
Geheei binnen in die bogt legt een
dorp by de rivier , en wat Ooftelyker
heeft men een berg, waar agter een
fchoon binnen water van een bequame
diepte is, waar in men veel groote fchepen
zou können bergen.
Aan de Ooftzyde van deze bögt, in
den binnenften hoek, ftont een lclip, I waar