
rig onderzocht heeft, en ’er by z e g t ,
-dat deze Boomen hunnen reuk eerft kry-
gen in fiün hoogen ouderdom , gelyk
meer welriekende boomen , zoo wil ik
hem geerne daar in gelooven, te meer,
om dat ik ccnbriefvan dien Heer over
die Hoffe gezienheb, waar in hy zegt,
dat dit Caleatour-hout in ’t Sanskrits (de
geleerde Taal der Bramines) Rakta Chan-
danam , o f Bloed-Sandel, dat is I Rood
Sandei, genaamd werd, hoedanig byna,
hoewel met cen kleine verbuiging ook
de Decanders (zynde rech te Indiaanen, en
Ondcrzaaten van den Qrooten Mogol) Re-
ket Chandanam noeraen, van welk woord
Chandanam, een weinig verbafterd, eerf
het woord Chandan, en daar na Sandal,
o f Sandei (’t geen ’t zelve is) fchynd ge-
groeid te zyn. Een gevoelen, dat vry
iterk door Garcias lib. i. cap. ij.Aromat.
onderfteund werd , te weten , dat ’er
geen ander Sandel-hout op de Kuft van
C horomandel, dan ’t Celeatour-hout, te
vinden zy. Ook fchynd dit gevoelen in
opGgt van ’t gcmeen Rood Sandel-hout
niet verwerpelyk } maar dat al ’t Sandel
hout alleen daar zou vallen, heeft de
Heer de Jager zelf däar na moeten bekennen
een mifflag, en overtuigd tezyn,
dat het ook op ’t Eiland Madagafcar, en
op de Ooft-Kuft van Africa ontrent Zan-
gibar, valt, van waar ook de Arabiers ’t
ons eerft bcfteld hebben. Behalven dat
’er nog cen tweede zoort van Sandel-hout
van de Maleitze Kuft komt, dat zeer veel
in verw., draad , en in zwaarte van ’t
Caleatour-Sandel-hout verfchild.
Daar komt ook een zoort uit Tsjampaa,
die mede van het Caleatour-hout, en ook
van ’t Maleitze Sandel-hout, verfchild.
O f ’er nu op Timor ook Rood Sandel-
hout valt, kan men tot nog toe niet vaft
zeggen, hoewel ’er zyn , die de Boomen
, en ’t Rood hout, daar af gekapt,
gezien hebben, tot bewys ’erbyvoegen-
de, dat het in ’t Landfchap Samoro, op
een vervaarJyk hoog en fteil gebergte
valt.
Van dit hout verzekeren ons de Por-
tugeezen, dat het zeer veel in verw, eis
genfehappen, en werking, van ’t Calea
tour-hout verfchild. Het geeft wel eeni-
ge , maar geen fterken reuk , en niet
eer, voor men het fchrapt.
Daar ziet gy nu, hoe onzeker men
nog wegens de rechte groei-plaats , en
gedaante van de Roode Sandel-boom blyft,
en hoe veelerley zoorten daar van al op-
getcld werden.
Dit Rood Sandel-hout werd niet tot
reuk-werk , maar om zyn verkoelende
kragt alleen, in de Genees-kunde,tot een
middel van verkoeling,entegen de koort-
zen gebruikt, nemende de Inlanders, ’tj
jfelve, fyn gewreven, met wat watet
in, gelyk zy , tot verkoeling, ’t zy in
koortzen, ’t zy anders, hun geheel lyf
daar mede, alleen om de hitte en brand
weg te nemen, beftryken.
Veel Grooten in Indien laten van ’t
zelve Drink-vaten , Pinang-doozen , en
andere klemighedcn, makeri, om dat zy
zieh inbeeiden , . dat ’er een verborgene
tegengiftige kragt in dit hout is, dat inwendig,
mgenomen,wel eenigzins waar
bevonden werd, alzoo het dan de kragt
van t vergif breekt j maar uit wendig
heeft men nooit iet, dat daar na gelykt*
ontdekt.' L \
Het is te gelooven , dat dit heerlyk
verkoelend hout nog voor veel quaalen
goed, hoewel zulks by de Geneeskundigen
zoo algemeen nog niet bekend is. Men
zegt, dat het, op een fteen met water
gewreven, in den dauw een nacht over-
gezet, en dan met wat Roozewater in-
genomen, heerlyk tegen ’t bloed-ipu-
wen, bloed - wateren , en tegen meer
dingen, my nu juift niet te binnen fchie-
tende, bevonden is.
Ook is ’t zeker,dat de naam van Sag.
del-hout aan veel houten, die maar rood
waren, sonder eenige de minfle grond
door zommige gegeven is.
In Amboim valt mede een dikke läge
Boom, die wel wat na een groote Jam-
bus-bom gelykt, groot van blad, byna
als die van dtipiide Mangga- ofStinkerts-
boom, nu en dan maafin ’t hooge Gebergte
van Hitoe , en op meer andere
plaatzen, voortkomende, gevende, als hy
°U n. 1.s’ me^ byna zoo een reuk. I n ’t
eerft is hy wit, daar na werd hy geeler.
DeAmboinezen noemen dit hären Sandelboom,
gebruikendc die tot het berooken
van hunne kleederen, hoewel de reuk
zoo van ’t hout, als van de liars, die ’er
uit komt, niet zeer liefelyk is.
«"ponencentak vandezcnBoom
op JN°. XyfXV.
, Onder de Boomen , in welker baft Du
1° 1 ilei ■ mo« oien ze-^ MaiToy-'
kerlyk de Majfoy-boom teilen. ‘ boom.
Dit is een Boom, die niet in Amboi-
nai maar in Nova Guinea valt. Dewvl
echter die baft door de Keffingers, en Ce-
ramlawwers zeer veel van Önin (daar dit van
Nammatotto, en meer Plaatzen, twaalf
mylen beooften ’t fTefels-Eiland gelegen,
komt) in Amboina gebragt, verkogt, en
gebruikt werd, zoo können wy niet na-
Iaten iets daar van te zeggen.
De Boom zelf (zoo deze Keffingers ons
berichten) groeid zeer hoog, vry recht
op, en is*zoo dik van ftam,dathem een
man naauwlyks omvademen kan. Hy ¡s
licht o f afch-graauW van baft, die na
beneden ruig, en vol mofehj dog anders,
een
een vinger dik, en zeer bros is. Zyn
blad gelykt wel wat na het Lawwrier-
blad, zynde zes duim lang,en drie duim
breed, Koven glad , met, eenige dwars-
ribben, dog de bladen ftaan zonder or-
dre aan de takjens.
S Als men de zelve in de handen wryft,
geven zy een Specery-geur en Kruidigen
lrnaak van zieh.
Hy draagt eenige Bezien , als kleine
JDruiv.en, met trosjens by een, hebben-
de een fchaal, waar, in een ronde korl,
fcherp van fmaak is. - ,
Het höut van de Boom, dat bleek is,
heeft ook een ipeceryagtigen reuk, en
fmaak} dog zoo fterk niet, als de fchprs.
Men brengt die fchors,als ’t befte van
dezen Boom,in lange ftokken gefpleten,
en in groote bondels van twintig p f der-
tig pond byeen gebenden, met Pikols te
koop. Die beneden van de ft am komt
is de befte,. en wel een vinger j, dog die
van de boven-ftam en takken , maar -een
Äröo-breed dik. Ook is de dikfte baft
wel de lieffelykfte Van reuk;, boewel zy
beide.goed van geur en fmaak Zyn,trek-
kende zeer fterk na die Van de Cubebe.
Zy valt niet eigeötlyk op Onin s dat’t
Wefterdeel van Nova Guinea is 5 maar
op Cubiay, op welkers Zuid-hoek ver-
Icheide, !Qorpen leggen , Cajoe. Merah ,
Lakayha, en Nammatotto genaamd, al-
waar die Boom en fchors groeid, zynde
Onin wel agt en twintig mylen van Cer am,
e■n gCBuHbia y[ . van' |’t |L andi der "
Ceramlauwers, wel zeventig mylen gelegen,
behalven ’t gevaar dat zy van die
ten-uiterften woefte en moordadige Volkeren
te wagten hebben.
Zy weten die baft van deze menichen.
Voor eenige Tambaekfe Zwaarden, en andere
kleinigheden , in te. köopen, en I
plagten vyftien o f zeftien Ryksdaalders
van een Pikol te maken i dog nu komt
dat op agt of tien Ryksdaalders te ftaan,
hoewel zy ’er op Java > Sumatra, Borneo
en Bali ^ meer a f maken können. De
J 'apanders^ en Chinezen, hebben de zelve
nu zedert twintig of dertigjaaren mede
beginnen te kennen.
' lyien gebruikt die meeft , om , als ’t
koud is, ’er ’t ly f mede te fmeeren, al-
zÖö zy verw;armd, en zeer goed tegen
koude, lamheid , en verzwakking der
zenuwen is.
Ook gebruiken de Inlandeis de zelve
om ’er Bobori (een zeker fmeerzel, waar
mede zy hun lyf beftryken) af te maken,
voegende daar Nagelen,. Coelitlawan, en
andere dingen by.
Eenige gebruiken de Maffiy, in plaats
van Speceryen in de fpyze, en in hun
dranken. . , •
Een ander zoort werd ook van Aroe
III. D e e l.
gebragt, die harder en feherper is j cn
daar valt een. zopre op Sepa.
Daar iS nog een Boom, die juift in Am- De Gale-
boina niet, maar op ,’t Eiland Celebes, valtj doepa-
van welke wy, mede iets dienen te zeg- m*
gen,: alzoo de vogt, die uit de zeLve
druipt, byzonder diend, om de Doepa,
o f ’t Reuk werk der Amboinezen , waar
medp zy hunne kleederen berooken en
geurig maken j te bereiden. Men noemd
nem den Galedoepa-boom. \ ; *
Deze heeft een hooge ftam i, die al vry
dik, en vol körteknobbelige takjens is,
die: weer vol dünner takjens zyn , waar
aan zieh de bladeren inet verfcheide: paaren
by en tegen een vertoonen, gelyken-
de wel wat na ,’t Tzer-hout, dat men ’t
IVyfjen noemd,-hoewel zy wel.zoofmal
vallen, zynde vier duim lang , en ruim
half zoo breed.
Deze Boom geeft een Vrugt,die rond
en platagtig, ,en .ontrent van grootte, als
een Ducaton., is,, hebbende in hare fchil
twee platte langwerpige Boonen, die
hard, zwart, en glad ^yn, en als zy
verfch geopend werden,, een lieffelyken
reuk, als die van de Benzoin , van zieh
geven.
W y vertooiien eeü tak des Zelfs met
de Vrugt ’er aan, en ook een ’er buiten,
op N°. XX X VI.
De vogt, die uit dezen Boom,als men
’er in hakt, loQpt, is als een zoort van
zwarte Traan, die kleefagtig is, die met
’er tyd tot een harde zwarte Gom befterft,
en den naam van Galedoepa op Celebes
heeft, en die,, by andere Reukwerken
gedaan , een zeer goeden reuk aan de
zelve geeft, fchoon zy die zelf niet heel
aangenaam heeft.: Zoo dat Zy als de
grondflag is, om die alle de andere reukwerken
te mcer te ,doen doorfteken. In
zieh zelven riekt zy ten deele na de Ca-
nari, en na de Benzoin.
Men heeft ’er ¡ook een Boom , van op
Caibobo , een Dorp op Cer am , o f ten
minften een daar naby körnende zoort,
zynde alleen maar wat ftyver, en ronder
van blad, en verder van dezen niets ver-
fchillende , zoo dat ,wy hem ook onder
de Ambonfthe Boomen wel mogen re-
kenen, hoewel ’er weinig af bekend zyn,
gelyk hy ook die Traan , als de Macaf-
Jaarfey niet geeft, al kapt men ’er.nog
zoo diep in, dog ’t beurd wel ,;dat men
hier o f daar uit een fcheur nog wel iet
uit de zelve ziet ujtfypelen.
De Amboinezen, o f Cerammers aldaar,:
gebruiken ’t hout als Sandal-hout. onder-
hunne Bobori*s. -r, ;
Het voornaamfte gebruik nu van deze
Galedoepa , dient tot de Reukwerken,
die de Inlanders nemen tot het beroo-
kep van hunne kleederen, oritrent wel-
Dd kc