
d.oorde Heile gr.ond, en door den paflaat-
>yind, van hunne ankers in zee , doch
’s-nächts weer behoorlyk ten anker.
| -Om nu nog netter denkbeeld van dit
eiland Amfterdam , e n ’t verdre daar on*
trent aanmerkelyk , te hebben,. vertoonen
wy het nog nader in z prentverbeeldingen
No. iz. M. i. No. 12. JVJL 2. alles met
een alphabeth, zoo als men hier veryol-
gens ziet, aangewezen.
A. Onze fcbepen op van Diemens rcede ten
anker.
B. Kleine praauwen van den koning dezes lands
C. Eenzeilvadrtuigvan z praauwen nevens
. don anderen met een zolder overdekt.
D. Een vifcbpraauw.
E. Hoezy met. klappusr enz. aan boord I
F. De boek9 daar de komng vjoont.
G. De plaats , daar onze boots lagen om
water te *haalen.
H. De plaats, daar zy ons volk te gemoet
quamen met vredevaankens.
I. De plaats, daar ons volk met geweer de
wagt hield.
K. Des konings baileoe, in een pagger, daar
■ by de onze ontbaalt.
L . De wafibplaats van den komng, ' en zy-
nen adel.
M. Hunne vaartuigen, ten anker loggende.
N . De manier van zitten en flaan9 als ook ,
de kleeding dezer natie.
O. De baai^daar de koning woontjen daar zyn
vaartuig legt9 die T’asman na degemalin van
• de Heer van Diemen, Maria' s baainoemde. •
De fraaje teekening van deze eilanden
verdient zeer wel, nevens de andere daar
by verbeelde zaaken, dat wy die mede
inlaflen. Daar zy ten anker gelegen hadden,
dedpnzich nog 2 hooge doch kleine
eilandekens i o f i ‘ myl in ’trond, y o£
8 mylen van hen in tN . ten W. op, en
zagen toen nog een tamelyk groot laag
eiland in ’tO . N . O ., en in ’tO . nog 3
andere zeer kleine, en in ’tZ .O .no g 2 ,
alle zeer laag.
Hier was geen harde ftroom , en de
ebbe liep ’er om de N. O ., en de vloed
om de Z. W . , en ’tvloeide hier 7 o f 8
voeten op en neder , zynde het by een
Z. Weller Maan hier hoog water. De
wind liep gcduurigZ, O ., enZ. Z. O.,
waar door ’t jagt Heemskerk,zonder water
in te können nemen,van dit eiland afraakte.
Den 2fßen dito quam hy op de Z.
breedte van 20 graaden i f min. , en de
lengte van 206 graaden ip min., had een
miswyzing van 6 graaden 20 min. 5 ook
zaghjf hier vericheide kleine eilandekens,
’ t Eiland Uiterdam en Namokoki , die wy No.
Rotter- 15. N . vertopnenj en quam by ’teiland
dam. Rotterdam, in de kaarten bekent, alwaar
hy (als bevoorens) een vriendelyk, doch
zeer diefagtig volk vpnd, 5. verneinende
aan ’t eiland veel kalappusböpmen-, en-
pet-gelegde tuinen, die zeer ordentelyk
beplant, en van .allerlei aardvrugten voor-
zien waren , zynde de mcefte fruitboo-
men lynregt als in wandelwegen verdeelt
zeer vermaakelyk om door te gaan!
Vopden hier ook een groot verich bin-
nenwater, wel * myl in ’trond, en wel
vadem boven het zout water ftaande.
Men kan niet , dan by hoog water,-
hier aan land körnen , alzoo ’t zelve 8
voeten op en neder loppt.
In dit voornoemde -verich water waren
veel wilde endvogels, die voor. de men-
lchen met ichuw waren.
Deze inwoonders bragten verfcheide
klappus , en kalbaflen met verich water ,-
neyens andere vrugten, verkens, doch
weinige derlaatfte, aan boord.
- Van hunne praauwen waren ook zorni
g e n van zeiltuig voorzien.
Hunne kleeding, fatfoen, en manieren,
venchilqen- niet yan die van ’tvoorig eiland
5 doch de mans hadden doorgaans
zulken lang en dik hair niet, als de andere.
Ook waren de vrouwen immers zoo kloek.
van geftalte, en leden als de mannen,
i Aan djt^eilaqd, by de inlanders Anna-
mokka geriaamt, hebben de onzen den
naam van Rotterdam-gegeven. '
. W y vertoonen "dit, nevens de verdere
eilanden, ’er ontrent gelegen, en de inwoonders
der zelven, in de plaaten No. 1 z.
-N* en No. 14. O. zeer net volgens dit
alphabeth afgebeelt.
A. Onze fchepenpjoor ditArmamokka leggende.
Den zattdbaai 9 van waar zy met hunne
praauwen na boord voeren.
G. De baai9 daar de onze waterhaalden.
D . tVerfch binnenwater , digt ontrent de
Zee, aan de N . zyde des eilands.
k . Hun zeil vaartuig van een praauw, van
de andere eilanden met vrugten körnende.
F. De plaats, daar onze boots lagen om
water te baalen.
G . De inwoonders van dit eiland^ zoo als
die by de onzen quamen9 in hun wezen,
kleeding 9 enfatfoen vertoont.
Den 2dften dito haalden zy nog z boots
water voor yder ichip, enverriiilden nog
veel ververlchingvan vrugten, enz. ook
ontdekten zy naderhand , dat dit volle
mede op hun goed te lleelen, als ’t maar
gelegenbeid had, zeer gezet was.
Na dat zy zieh nu hier overvloedig
van water en andere ververlching voorzien
, en een nieuw belluit, om voor
alles wel te zorgen en te waaken, genomen
hadden , gingen eenige van onze voor-
naamfte aan land , qm van den koning
aflpheid te nemen } by welke gelegent-
heid zy die nette beplantingen zagen.
Dit alles verrigt zynde, hebben zyden
i Febxuarii ’s jaars 1043. de ankers
ge