
»i* m a c a s s a a r s c h e
H E G E N D E H O O F D S T ü K , X5” -
Z A A K E N v \ K d e s G O D S D I E N S T .
Z Jaken van dt Godsdienft Maeaffir,- Ferfihide Godsdicnften op Cel&es. th
l .e n*c ‘ . ~ eRoomfche, tn 'tjaar if} 7 . dl ingevotrt. En if4 f . voortrezet
t^ soping, «»Sjauw. De Mohhammedaanfche. Gcfprik-uan im Schryver mit
J ■?" T ' " * S P W l6°r- Doch & Schryver Umt, kt-
S W * h‘" ’* »/**■ ivgw s* h" f ‘ - De Hervormdc Godsdienft.
D . Berghuyfen 1673. de eerft» Prcdikimt op Macaflir. D.-van Beck m 'tjat* «¡72
H W ß W F T f ' 6rJl' D - d' WifK '«S4- D. Hey löptf. D. Hooglander 1702.
™ , »■ 0 z‘ Werntley 171p. Aanmerking over 'tleeren der Maleit-
fche Taal her Staat der Macaflaarze Kerk. Reden waarom hier de Kerk niet tal-
ryker ts, D. 3noek van Qeff. Mßcajfaarze Predikanten.
vajfde het eiland Celebes-ko«en my
Gods- ' B vierderiet föorten van Godsdienit
dienft op voor , die ’er of van ouds ge-
Macaflar. weeft , of tegenwoordig nog bekent
Verfbhei- y, _, " , ‘
de Gods- Deze zYn» dcHeidenfche* deRoöm-
dienften iche , ' de Mohljammedaaniche , en de
op Celé- Hcrvormde Godsdienft.
be$.
D E H E I D E N S C H E '
G O D ^ Ö I E N ^ T .
De Hei- de Hcidenfche belangt', ^ deze is
/ipnfrhr, * * de oudite , en men vint hier en
daar in het gebergte nog overblyfzelen
daar van, welke ons doen zien, dat zy
in den grond, en in ’t wezen der záake,
niets van den Heidenichen Godsdienft der
Amboineezen, Ternataanen, J avaanen,
en alle de Oofterfche volken daar -ora
ftreeksverfchildj de welkein een aan-
bidding van den hemel, de. aarde en
’t heir des hetnefa J ( de algemeenq iGoden
van ’t Heidendom ) en in hec eefen -van
de beeiden der zelve, o f wel vat* andere
Afgodcn, zelfsvan boomen,-enfteenen,
die zy in de oudfte tyden aanbaden en
in een meiiigte van bygeloovige plegtlyk-
heden beftaat, van de welke zy jegen-
woordig nog vol zyn, en die zy *t zy j
Mohhammedaanfch , *t zy vaXL eenigen
anderen Godsdienit zynde, nog niet können
afleggen , . en gewqon-zyn. open- ,
baar, daar zy können , eq 'de meefter
zyn , o f in ’t heimelyk , daar zy door
eenige wetten en ftraflfen , bepaalt zyn,
te plegen.
D E R O O M S C H E
G O D S D I E N S T .
jjc T X E Roomiche Godsdienit volgt in
Room- - V °ráre ^es tyd hier op , alzoo ’er
í¿i», die wel jo o f 40 jaaren voor de Mohham-
jnedaanfche bekent, hoewel daar van
zeer weinig belang geweeft is.
De Jefuit Petrus Maffeus teekent aanj. ,*5 •
dat in- ’t jaar 15*37. , ten tyde vanv.denr^jy.V
Ternataanichen Portugeefchen Land^ngevööt
voogt , Antoni Galvaan , eenige lieden^0 IS4j-
■ van ’r eiland Macaflär (-Celebes^ niein^et0 t“C
hy, o f het koninkryk van Macailar ) in
- Ternate, op *t gerügt van- de Godsdien«
itigheid en-Goavrugt. van dezen Heer,;
en op ’tberigt van twee broeders, daar
■ reets'gedoppt, om voor veel anderen )
die zy mede bragten, den Doop te ver
zoeken. - - ,
Met 'hen wiert toen 00k Fretnaim.
Caßrius (die daar reets eenigen tyd ge»
weeitwas, naGetigan (dat lk niet kennen
, nog. iaaden kan.X te rüg gezonden,
die daa^ den koning, zyn broeders vrouw,
zoon, en veel andere Edelen, ten getale
van 130-, doopte, van Vraar by toen na
’t eiland Mindanao vertrokken is 3, maar
-als ik-myne gedagtpn pyerdbgeval ui ten
aal, oordeele ife wel,-dat die lieden van
’teiland Celebes können geweeit zyn;
raaar dat-zy eigentlyk onder de;n koning
-van Ternate f en ond^r ¿er Poitpgee^ep
Landvoogt Galvaan, geitaan hebben,
welke zaakan men .ond^rdievan Macaflar
niet verwarten moet, aangezien die van
een geheel anderen aard zyn, en tot de
Moluccos behooren.
Ip ’tjaar 1 fä f. quam van Malaltka een
Portugeeich koopman, AntoniPayva ge-
naamt^ op MacaiTar^ die,, zoo de Iq^t
Jarriojis zegt, by_den kpniijg van Soepa
(dit zal Soping-zyp^gekpmen. is , enOp So-'
zieh van daar na'het ry^Sion (Sjau w zalf.ing’ en
hy meenen) yo mylen vari daar gelegen, -,auw'
begeven heeft y alwaar beide die konin-
gen door den yver van Payva gedoopt
zyn» gevende aan dien vorit van Soping
den naam van Louis , gelyk hy zyn ko-
ningin. en veel anderen aldaar, taede gedoopt
neeftj doch den koning van Sjauw
heeft hy den naam van ‘Jan gegeven.
Zy verzogten beide , dat Payva , in
hurmen naam , een verbond met den
ko-
Z A A K E N . 233
jj4j. ‘ koning van Portugal maaken , en hen
*' Prielters zenden wilde.
Dewyl nu dit Sjauw een eiland is, dat
onder den koning van Ternate behoort,
Word dit hier weder zeer quaalyk onder
de zaaken van Macailar verwara , alzoo
het tot de zaaken van den Godsdienft der
Moluccos, o f van Ternate, alwaar wy
breeder daar af fpreken, behoort.
Het is zeker , dat de Portugeezen in
de laater tyden, wanneer zy hier een vaft
Comptoir tot ’tjaar iö<So. of iddi.gehad
hebben , hunnen Godsdienft hier verder
uitgebreid , en veel Heidenen of Mo-
hhammedaanen gedoopt hebben j maar het
is 00k zeker, dat deze Naamchriiienen,
die dit geloove maar uit wereldiche in-
zigten aangenomen hebben, en geen ge-
noegzaame gronden nog kennis van dien
hadden , het zelve ten eerften weer ver-
laaten, en naderhand zieh , o f tot den
Mohhammedaanichen , of tot den Her-
vormden Godsdienft, begeven hebben.
D E MOHHAMMEDAANSCHE
G O D S D I E N S T .
DeMoh-T'\E Mohhammedaaufche Godsdienft
hamme- JL / is van de grootfte uitbreiding op
daanfdie. ¿¡t ejland, enbyna alle de koningen met
hun onderdaanen zyn Moors, en volgen
de Leere van Mohhammed, zoo als die
van Aboebekier, Omar en Oetsman aangenomen
is , die men gewoon is Sunniten
te noemen.
Wanneer deze Godsdienft hier een be-
gin nam, daar over zyn de Macaflaaren
het niet eens, waar over men zieh niet
te verwonderen heeft , alzoo zy geen
nette aanteekeningen van hun eigen zaa-
ken hebben, gewoon zynde de gedagte-
nis van hunne oudfte gevallen in hunne
liederen, die zy , ten oorlog trekkende,
opzingen, te bewaren.
Gefprek Ten tyde , dat ik Legerpredikant op
van den Java *n ’tjaar 1706. was, heb ik over dit
Schryver voorwerp wel met zeker MacalTaars Carnet
Dain pitein, Dain Matära genaamt, een van
Matara. yerftandigfte Mohhammedaanen, ge-
fproken , en op myn vraage , hoe oud
hun Geloove , en op wat tyd en wyze
het op Macailar ingevoert was, tot ant-
woord bekomen, dat zeker Maleyer, van
Cotatengah, op Sumatra, Dato Bendang fenaamt, in ’tjaar ißof.op Macailar ge-
omen is op een tyd, dat de Macailaaren
nog meeft de boomen , en groote ftee-
nen , als hunne Goden aanbaden. Hy
wees hen aan, dat zulke Goden hen on-
mogelyk in den nood konden helpen,
en aeed hen begrypen, dat ’er een God
was , die alles geichapen had , en nog
beftierde, en die vericheide Propheten,
als Nabi Moefa, of den Propheet Mofes,
Nabi Daoed, o f den Propheet Dwvid,
Nabi Ifa Mefeebh, o f den Propheet Jefus kW,
Chrißus , maar eindelyk Nabi Mohham-
med, of den Propheet Mohhammed, als
den grootften en laatften der Propheten, £jje
gezonden had, om hen den regten wegmeind,dat
der. zaligheid aan te wyzen , op welken men die
God zy dierhalven al hunne hoope grond-in 'l Jaar
veftteri , en by welken zy zieh door deI^ '
voorfprake va.n Mohhammed moeften zoeken
aangcnaain te maaken.
Dit viel, volgens zyn zeggen in ’t voor-
noemde jaar den pdeni September op eenen
Vrydag voor, en deeerfte, bywien deze
Leere op Macailar ingang had , en die
Moors wiert, wasSulthan Abdullah, koning
van Tello , die vader van den be- .
roemden en byzonder geleerden Prins,
en Ryksbeftierder van Macailär, Patin-
galoan geweeft is.
Hy wiert hier in aanftonts van Sutthan
Tominem Rigaukana , koning van Goa,
en in ’tjaar 1610. die van Wadjoe , en
de Boegineezen, den i ftea Mey gevolgtj
doch die van Goa, envan ’t eiland Bima ,
waren in ’tjaar 1017. in April, en de
Boetonders , na dat de koning van Goa
hen overwonnen had, in ’tjaar 1626. hen
eerft in deze Leere nagevolgt. Naderhand
is die Leere op Macailar 00k zeer
I fterk door Sulthan Mohhammed, en door
! Crain Tsjina, zynen zoon (die de vader
van Crain Crongrong was) voortgezet.
Ik wil wel gelooyen , dat dit verhaal Doch den
waar is 5 ma r dat dit Geloove coen daar Schryver
eerft ingevoert zou zyn , is een groote t00™- dat
misflag : want- het is zeker , en uit de
Portugeefche fchryvers ons bekent, da-, xelve hier
zy by hun komit hier lang voor dien tyd in 't jaar
Mooren gevonden hebben j maar om deze IS^°- in”
misflag nader te ontdekken , blykt ons |eeft!rt
uit hei bevoorens aangehaalde klaar, dat
in ’t jaar i f 80., by de komft van den
Ternataanichen koning Baboe , o f Baab
Ullah , met zyn vloot op Macaflar'deze
Godsdienft door dezen vorft hier ingevoert
, en dat die Leere allereerft door
den koning van Macailar, Crain Patingaloän,
anders Crain Caroet genaamt, aangenomen
, en zedert daar aoorgedrongen
is.
W y zullen van den inhoud van dezen
Godsdienft hier niet weer fpreken, alzoo
dit onder de ftoffe van Java gedaan is 5
maar dit alleen ’er nog byvoegen , dat
deze Godsdienft zieh hier onder deze
blinde Heidenen zeer verre alomme uitgebreid
heeft, zoo dat het grootfte ge-
aeelte van dit eiland Mohhammedaanich
is, een Godsdienft, die zeer gemakkelyk
en byzonder ligt door hen kan waarge-
nomen worden , dat 00k de reden is,
/waarom hier zeer weinig vrugt by ons
(gelyk in ’t vervolg nader blyken zal)
heeft können gedaan worden.
G g D E