
r- . ” döor de weer opborlende trouwloösheden
t der Macafläaren, die ten eerften devrede
braken, en ’t beloofde aan ons niet geven
wilden, belet, en men heeft’er , , tot het
iluitenvan een nadere-vrede dem yd<:i> Juli
1<S6p., mede moeten wagten, wanneer
men ’-sjaars’er aan, dithoognoodigwerk
hervatte ,• en van tyd tot-tyd daar aan
gearbeid heeft, tot dat men- het in ’t jaar
16771 in dien ftaat, waar-in het nu is,
voltooid heeft. :
£n in : 'W y vertoonen.het zelve by de letters
,, P. V . ■ zeer-net afgeteekent. ,
yerbceli - p je t is fraai groöt, en is met f bol-
werken, die Mandarsjah (of Mandarfaha)
Amboinä, Batsjan, Boeton, enBoni ge-
naamt zyn, verfterkt-, buiten de welke
het obk een water- en een ländpoortyen
een- fpbrt :van een' ravelyn heeft, die iö
’-tjaar j 167p;- aan.de lanupoort gehegt is,
na dat *s jaars te vooren de reduit Mari-
dafsjäh, die ontrent zyo treden Beooften
deze vefting legt, Bezuiden het Hoog
Pad, dat na Bontewaal ( eigentjyk: Bon-'
tuwalac genaamt) loopt, van vierkänte
ilefflien opgetrokken, en met eeri gragt
ömringt was,1 hoedanig die nog met een
. bezettmg van 1 fergeant , - 2 corporaals ,
1 boflchieter of konftapelsmaat, en jo o f
3f Ichiidergaften, in wezen is.
In deze vefting woont de Nederlandze
Heer Landvoogt van Macailar, de Op-
perkoopman en Tweede van die Land-
voogdy, de Capitein, de Predikant, aan
de eene zyde,' bv de Kerk , en de ver-
dere Bedienden als de -Soidyböekhouder,
Sjahbandaär, Winkelier en Geheim-
‘ fchryver aan de andere zyde, hoewel
zomtyds wel eenige Bedienden mede, buiten
woonen. Ook is de Kerk boven een
gewelf, en beneden heeft men eenige
palthuizen.
Hetverdere, dat-men van deze vefting
Zou können zeggen , kan men in de
teekening , uitgedrukt zien , waar by
wy niet anders te voegen hebben , dan
dat dezelve gemeenelyk zeer w e l, zoo
-van gelchut en verder Ammunitie van
oorlog, als van een fterke bezetting,
voorzien is , om dat Macailar voor de
ileutel van de Ooft gehouden word, be-
halven dat gcen Volkeren zoo zeer, dan
de Macafläaren, te vreezen zyn, weshal-
ven daar tegen goede zorge moet gedra-
gen worden.
De andere veftingen zyn, volgens het
10 Art. van het Vredeverbond dn ’t jaar
1669. tuflchen ons en deze vorften ge-
maakt, afgebroken, en geilegt.
Op Macailar is geen arink- o f rivier-
water, dat al vry verre gehaalt moet worden}
doch men heeft’er overvloedig put-
water, dat göed is.
| Men heeft ’er vcricheide Baiäars en
Markten , waar op overvloed van ly ft i
(afeoodithet regte; en »tichodnfte ryft-
land is ,-1 dat men wenfchen kan ) hoen'-
deren, ganzen, -enden, dinding, o f ge-
droogt nertenvleefch , r en-'. alles i.zeer
overvloedig, verkogt word} maar-òprde
markt der ßoegis ( onder der koniiig van
Boni ftaande ) is ’t niet zeer pluis }' alz'oo
men daar ligt eén ongemak krygen fcan ,:
van gekrift, o f quaalyk gehandelt te
worden.
c Men kan hier in vrede ’s tyden een- laft
ryft van 3000-ponden voor 1 j* öf iö-Rde«
een ichoonen endvogelvoor eendubbelt je,
een groote gans voor een ichelling , een'
koebeeft voor 2 o f f R d“ s, en Ä s ook
het vordere zeer goedrkoöp krygen:
: :Hier is-overvloed-van'.viieh/,' vle^ch,
en wrldbraad. In eene: jagt der koriingen
worden ’er 2 .of 3000 herten gelyk- ge-
vangen, welk vleeich zy in de zon lauten
droögen , en dan by Pikols tegen 4, y o f
6 R dcr? verkoopen.
t Groenteis ’er mede-redelyk,en men vind
’er zelf,- hoewel niet overvloedig, aipergies.
- Buiten de Holländers zyn -hier nu g'eén
andere Eiiròpeèrs, hoewel ’er in voorige1 jnwoon*
tyden de Engelzen enDeenen mede hunne £rSl
comptoiren gehad, gelyk ook de Portü-
geezen: daar .tot ’t jaar i6(Si . geneftelt
nebben.* . ; , ,
Benevens de zelve woonen Hier ook
Macafläaren, Boegis, Toeratters, enz.
Men vind in ’t Ooften- geen- trotzer,
vernüftiger, oorlogskundiger,’ nog dap-
perder Volkeren, als de Macafläaren, ge-
woon zynde, ¿s zy. ten oorlog, trekken
(gelyk ik wel gezien j. ,en gehoort heb)
al voortrekkende de dappere daaden van
hunne voorouderen op te zingen , rom
malkanderen tot kloekmoedigheid op te
wekken.
Zy zyn zoo verauftig , dat zy bynaDe Ma-
alles , ’t z y van Ihäphaanen, en allerlei caffaaren
geweer, ’tzy van geichut (dat zy onge-befchre*
meen fraai en cierlyk gieten) kruit, enven*
wat dies meer is, zoo wel, als wy zelfs,
weten te maaken }- maar zy zyn, ook zeer
trouwloos en wraakgierig, könnende niet
den minften hoon of imaad òngewroken
laaten doorgaan, zoodat zy , in flaverny
vervallen zynde, ook voordegevaarlykfte
flaaven gehouden worden, hoewel zy de
ichranderfte, mooifte, blankfte, zedig-
fte, moedigfte, arbeidzaamile, en eer-
gierigfte zyn, op welke men wel geruft
kan wezen, als men hen maar niet hoond,
en voór al , .als men (in opzigt van de
mans) zieh wagt,‘ om niet by hunne
wyven te loopen, alzoo een Nederlander,
of wie ’t z y , diedit doet, al was hy nog
zoo groot , met zyn leven fpeeld, waar
af vericheidevoorbeeldenzyn, gelyk zoo
de opperkoopman alhier, Paulus de Bok,
na ’tjaar 1678., zoo als hy in zyn ftoep
met eenige vrienden zat te praaten, door
een