
maat hebben, o f men zal zieh branden,
o f de P inang zal te veel wringen, dat men
zeer licht, o f met wat meer kalk , of'
met nog wat Í/V/ te neroen, helpen kan.
Dezo Pinang, zoo gegeten zynde, ver-
fnfeht de mond byzoiider, zuiverd de
zeive van alle vuiligheid, die zieh an-
ders aan de tandeivzet, is zeer gezond,
als men die niet te veel gebruikt , gefeft
roode lippen, een lieflelyken adern, cn
hoöd zeer fchoon tandvleefch , hoewel
.men, na ’t eeten der zelve, de mond nu
en dan wd eens ipoelfefl, cn de tandfen,
die anders wel wat ros , eri met ’er tyd'ge-
heel zwart ’er af werden, wel watfehuu-
ren mag“, gelyk ondentdyke lieden daar
alle morgen gewoon; zyn met geftampte
houtskool en zout te doen,en die gern eene-
ly k'een fchöon eil zeör wit gebithebben.
Zoo ras deze o f gene ymand komt be-
zoeken, zoo zal men , is ’t een, Juffr.
haar ten eerften het Pinang-btkken , dat
by de fatzoenelyke lieden van zilver, dog
' anders van koper is, zoo als zy maar zity
aanbieden, om zelf een Pinang na haar
zin te maken; dog zoo ’t een Man is ,
bied men hem eenige gemaakte P L
tiang in een klein üitgehakt kommet je,
waar in drie o f vier gemaakte Pimrns
können leggen, aan.
Dit over te flaany o f te vergeten, al
wierd het van een Koning gedaan , zoti
voor een groote onbeléefdheid, en klein-
agting , en de- aanbieding in tegendeel
voqr een teeken van agting gfehouderi
werden; hoewel men onder dit aanbieden
van een Pinang ook ymand al veel
quaade poetzen fpeelen kan, ’t zy met
daar in een zeer hinkend blad (Dahon
Contoet genaamd , en als een veeß rieken-
dc) of wel iet anders , om ymand te vergeven,
te mengen.
Schoon men nu öok zelden weigeren
za l, zoo een Pinang aan te nemen , zoo
zal men egter alle aangénome Pinang]iññ.
niet. eeten, alzoo men ’er op eene morgen
dikwils op vericheidc plaatzen, daar
men aangaat, zoo veel k ry g t, dat men
die alle met wel tóo koit op een ¿ou
können eeten. Ook ziet men gemeene-
lyk', van wie men die aärineemd;
De Inlander zou alles, ibäar geenziits
deze V ru g t, lang können miifen , en
daar zyn voörbeclden van Steden , die dm
geen ander gebrek overgogeven zyn , als
om dat - ’er geen Pinang meer in te vin-
den was.
Zy werd de Princferi j en Groote Heeren
, als zy uitgaan , in fraaye döoZen
van gepolyfte Catappus-dbppen, met goud
o f zilver beflagen, Vau ymand in hären
trein nagedragen. De mindere lieden
hebben kleine dooskens van fyne Rotang,,
o f van fyne Marjens , Epo Epo’s genaamd,:
waar in zy tien o f twintig ge-
maakte Pma»g, , om niet vcrkgtn te .
.zyn, by zieh nemen<
Men zou niet gelooven,- hoe men
daar aan kan gewennen ; dog ’s morgens
een oftwee , ’s niiddags na den
eeten mede een ftuk öftwee , en te-
gen vyf o f zes uuren weer een ftuk
drie o f vier ’er af gegeten-, zaj niemand
qnaad, en in tegendeel veél goed
doenj maar daar zyn ’er die ’er zeventig
o f tagtig op een dag eeten , en dan
doen zy quaad, bedervende de fanden,
gelyk zulke lieden, en voor äl oude Pi-
nang-eeters, vroeg baar tanden qüyt zyn •
t zy door de kalk , her zy door ’t gedu-
ngknaauwen, dat de táriden los maakt.
Om nu nog meer geur áan zoo een
Pinang te geven, en den adern nog liefte-
lyker te makerr, zoo knaäuwen zommige,
o f Cardamomo b f Gatdh-Gambir o f
Krutd-Nagélen, o f Catsjoende9 zynde een
mengzel van Ambar, Mufcus9 Cardamom
en eenige andere dingen ’er b y , welk
laatfte een ongemeene lekkere geur van
zieh geeft.
‘Men fchryftr aan deze Vrugt ook wel
ändere kragten toe, ’t zy om ymand te
betooveren, o f wel om-ymand (als men
er Lief-Kruid, by den Inlander Oebat-
Goena, dat is, Artzenye dieymandhelpt,
by doet) tot liefde te verwekken ; dog
als men alle die zaaken in den grond n i
f e urd Í& J|ÉÉjg men klaar, . dat het
o f op louter bedrog, of op’ vergif. hf
op Dutm* d\é Z y ’er inrmerigen ; uft-
komt, Waar mede men ymand gemakke-
lyk voor een tyd gek kan maken. -
^ nu^a n*S * n’ dat s fchoön men
wel alle Pinang aannemen, men juift die
met;eeten wil.
De Inlaridfers weten door deze Pinang-
Vrugten , en Siri-bladen, maifcanderen,
op deze o f gene ■ wyze gdehikt, ;rtbegc-
zonden, zeer klaar hunne méiníng teui-
ten, hunne liefde, ofte haat, en driften
zeer levendig uit te drukken voe-
gende daar zoodanige andere bladen bv
als zy oordeden tot het verklaaren, cn
ophelderen van hunne meining te dienen
waar in ik bekenne gehebl onervaaren te
zyn , hoewek ik verfcheide van zulke
takjens , en riekertjes, aan ymand toe-
gezonden-, gezien heb.
Als een Vrouw aan haar Man een Pi-
nang zonder kalk zend , geeft zy te
kennen , dat zy niet langer by hem bly-
ven w i l; dog zoo zy vol hartjens eh'
bloemtjens, °p de fchörs uitgefneden is
dät drükt een hertelyke en groote gene-
gentheid uit. In hoed?migen veri>orge-
. ne wyze van íprecken voor ¿[-de Inland-
i t Vrouwen , en jonge Dogters (voor-
( namentlyk inet betrekking tot zakenvan
liefde)
liefde) etì ook de Köningen en Vorftcn,
om zieh kort, geheim , en klaar over
Staats-zaaken uit te drukken, zeer afge-
recht zyn. _ .
Eindelyk rtioeten wy oók tìiet vérgètèn
te zeggen, dat in de oude Pinang ook een
Pinang-St een, een zoort van een Inlands
Juwcel, gelyk als de Calappus Steen, valt,
zynde als feen zeer klein wit, glad Vigel-
ey van gedaante, en als een langwerpige
Ert van groote, waar van de Inlanders
een groot werk maken, agtende zieh
zekerlyk zeer gelukkig, zoo zy ’er een
by zieh dragen, te zullen zyn.
Ik heb ’er van deze zoort mede een ;
dog biyve de zelve}die ik te voren was,
dat mogelyk daar van daan komt, om
dat ik van dat dwaas geloof niet ben, en
om dat ik die ftil in een doosje leggen
laat, om by gelcgentheid mede, als een
zeldzaamheid, aan een liefhebber te
vertoonen.
Behalven de tamme zoorten van Pi-
nang-boomen , heeft men nog verfchei-
de wilde zoorten.
Daar is ’er eene, die ronde Pinang als
een bolletje geeft.
Men zifet ’er een af beelding af met de
Vrugt, zoo aan den Boom,als alleen op
zig zfelven, en in hare volkomene groot-
te , op No. X X V. Waar aan men ook
klaar genoeg de geftalte van een Pinang-
boom ziefi kan, alzoo deze maar wat dik-
ker , wyder van leden , en vry hooger
is, ook komt de Vrugt j of de Majang,
heel anders , àls uit de gemeene Pinang,
en .uit ’t midden der bladen, voort.
Buiten deze heeft men nog een wilde
zoort, die een groote Stronk met veel
Vrugten geeft, die ’er byna als Akers, of
Eykelen, uitzien, dicht op een groeyen,
en ook ontrent zoo groót zyn. Zy werden
meeft ván de PlOdermuizen, Kaka-
toeha's, en andere Vogels, gegeteii.
Het hout van deze Boomen iè zeer
goed tot ällerley Latten, en werd ’er
ook meeft toe gebruikt, om dat zy lang
duuren, en hard zyn.
Daar is nog een derde zoort, die vry
korter, en dünner van ftam, dan alle andere
Pinang-boomen,is9 gevende ook de
kleinfte Pinang , die mede zeer weinig
geacht werd.
De Ni- De Nibong-boom heeft ook een groote
bong- of gelykenis na de wilde Pinang-boom 9 voor
de wilde a[ de kleine, alzoo ’er een groote en een
boomf kleine zoort van dezen Boom is.
Gelyk de kleine meer na de Pinang-
boorn gfelykt, alzoo gelykt de groote zoort
eenigzins na de Saguweer-boom, waar van
hy als een wilde zoort fchynd te zyn.
Hy is van ftam als een gemeene Calappus
boom , dog met geen leden , die
men zieh kan, verdeeld. Zyn takken
zyn ook dünner, en minder in getal,dari
aan de Saguweer-boom.
De bloeflem komt, gelyk aan de Ca-
lappui-boom, tuflehen de takken, aan feen
zeer groote rift uit, waar aan eindelyk
een Vrucht, als een kleine ronde Pruim
komt.
Wy vertoonen een tak van den Booiii
met de Vrugt , en Bloeflem, yder by-
zondfer op N ö. X X VI . , álwaar by de
letter A. de Bloeflem, bÿ Ê. een rank
met onrype Vrugten, en by de letter
C. een rÿpe volwaflene Vrugt afge-
beeld werd, die hy ook maar eens draagd.
Deze Vrugtferi deugen nergens toe , en
verwekken immers zoo grooten jeuktc,
als de Saguweers-Vrügten.
Het hout werd meeft tot Latten ge-
zogt, om dat het zeer lang duuren kan,
en hard is.
Men. maakt ’er ook wel Stampers van
Roeisÿ Pieken, én Spieflen¿ van; dog
voor Spieflfen valt het zwarte hout ’er af
al wat dun; dog als men dit daar föe gebruiken
w i l, mofet men niet wagten,
tot de Boom Vrugten draagd, alzoo zyn
kragt dan aan ’t verminderen is.
Men krygt van dezen Boom ook ee-
nige Palmiet, eri ook wel,by nood, ee-
nig Meel| maar beide valt het zeer flegt
vari fmaak ¿ behalvferi dat hy zig hier toe
zöo gemakkelyk , als de Zagoe- boom,
niet behandélen laat.
De kleine Ñibong-boom , gelykt (vol-
gens ons voorig zeggen). meeft na de
wilde Pinang-boom, waar mede liy in ftam
en Vrugten, al vry wel overeen komt.
De ftam valt pas veertien of vyftien .
voeten hoog , en is van dikte , als een
dikke Pinang-boom , hebbende zyn tak-
keri in dé top mede in ’t ronde byfeen
eri bladen , die eenige fanden hebben,
die yder byzöndfer ftaan;dog voor-
aan is feen byzöndfer breed blad , dat drie
zyden heeft, . vertoonende zig byna als
een opene Waayer. Ook zyn de bladen
fchoon hoog-groen, en zeer glad.
De Vrqgten vertoonen zig aan eenige
fteelen tuflehen de takken, hebbende de
grootte, als een lange 'Haze-noot, doch
bitter, en riiet bequaam ovo die te eeten.
Het hout van dezen Boom werd al
mede tot latten, diergelÿk werk , en
ook wel tot dünne Toraànen, gebruikt 5
dog ’t valt vry zwaar in de hand ; en het
is in zig zfelve öok zoo goed , en duur-
zaam niet, als de andere zoort.
Daar valt ook Palmiet in , dog zy is
niet betet , aís die iri dé groote *T:’—
valt.
Á a 2 D E R -