
i l B E S C H R Y V I N G E v a n
„ kelder en gewelfzel, buiten twyffel
„door dien de ftof ,van onder geheelyk
„ was verbrand en uitgehaalt, *t geen
„ fchrikkelyk om te hooren was Wy
„trokken aan al vordere, tot datwy aan
„een hoogte quamen , gelegen aan de
9, Noordkant, die wy, van ’t onderften
„van de buitenwal af tot den top toe
„de helft rekenden te zyn. Tot hier
9, hadden wy een groote tnoeite , van
9) wegen de ongeraakkelyke weg, die dan
99 ryzende , nu wederom dalende , met
9, tuflcKeninleggende groote grippen en
99 fcheuringen, door den regen gemaakt,
9) onzen voortgang en fpoed geweldig
9,verhinderde. De dofft greep ons ook
9, zoo fterk aan , dat by na onze keelen
9, van een verhitte droogte toegingen.' In
99 deze bange verlegentheid was een ibopje
99 onze eenigfte hartfterkende verquikkin-
99 ge , dat een flaaf van den Vaandrager
9, ons in een botteltje nadroeg. Alhier
99 vonden wy goed dien flaaf weder na be-
9, neden te zenden , hem fterk belaßen-
9,de, eenige klappere te gaanhaalen, die
9, wy in het weder te rüg keeren van de
99hoogte des Bergs, op die beftemde
9, plaats verhoopten te gemoet te zien.
9, Na dat onze lichaamen vaü haare ver-
9, moeitheid redelyk geruft hadden , be-
9, flöten wy luidkeelsj tot den Almagtigen
9, God, zonder wiens verlof, nog rook,
9, nog fteenen, ons befchadigen konden,
„ een Gebed te doen. Ik dankte Hem
9, voor ons beiden, dat hy ons zoo over
9, al goedgunftelyk met zyn kragtige by-
9, ftant voor alle gevaar behoed had j ende
„verzocht verder zeer nedrig, dat zyne
9, goedertrerenheid en befcherminge ons
„wilde omwallen, en wyders behouden
„ en gelukkig na boven geleiden. Dit
„ gedaan zy nde, verhaalten wy onze voort-
99gang, ende, gefterkt in God, hadden
9, zoodanigeen kloekhertig gemoed, waar
„ voor alle vrees verfchrikte , en te rüg
„deinsde. Hier was inmiddels geen klei-
9, nen arbeid voorhanden, om die afgryfle-
9, lyke fteilte te overwinnen. Derhalven
9, was ’t noodig onze natuurlyken gang,
9, in een nieuw fatiöen en mode te ver-
9, anderen. In plaatze dan van den ftok
9, tot een fteunzel in de hand te houden,
„ ftaken wy hem van achter den broeks-
99 band uit, en klauterden als vreemde
„ menfchen op handen en voeten na bo-
„ ven. Hier en daar vonden wy een fteen,
9, die met zyn val zoo diep net fwaare
„ ftof ingezakt was , dat hy ons bequa-
„melyk voor een verzekerde zit- en ruft-
9, plaats verftrekte. Doch hoe fiooger wy
„quamen , hoe meer de oogfchynlyke
99 gevaaren ook toenamen : want, in
9, plaats van zittende nu en dan te können
„ ruften, zoo moeft het voortgaan vol-
,3gens de gewoonte der leidekkers , die
— — m M u v iY v u «u u a a n u e 9, op een verheven däk , zomtyds war
„ruften , gefchieden : want terwyl wy
„ met geen de minfte geruftheid■, om niet
„ van boven nederwaarts te ftorten, ons
99 derfden omkeeren, nadien den Berg al-
„ daar niet anders als van ftof, afch en
,6 kleine gruisfteentjes , die aan onze
„ voeten geen de minfte vaftigheid gaven,
„ en ook aanftonts (al ichoon wy zelft
„ naaukeurig envoorzigtig oponzehoede
„waren) uitweken , overdekt is , zoo
„ hadden Wy nog daar en boven een zeer
„ groote fteilte te beklimmen , die ons,
„ niet jegenftaande wy met het- lichaam
„uitgerekt, enmet beide de handen uit-
„geitrekt, dus alle hulde van nedrigheid ’
„deden, dreigde, zoo haaftwyhet ach-'
„ terlyf op hem uitgeftrekt hadden, van
,, boven neder te ftorten > weshalven wy-
„ dan onze armen omhelzender wyze uit-
„breidden, en met. onze buik en aange-
„ zieht, zoo lang wy waren, eens hu en
„dän verkozen te raften , zeer opmer*
„ kende in ons bewegen'zy nde, om niet
„van achteren over tefwikkenj enaldus
„ geraakten wy door een byzoridere be-
„ waaring van God, na dat wy van thien
„uuren a f, in den voormiddagftond
„gezukkelt, en met onze handen en
„voeten in de afch gegrabbelt hadden,
„ eindelyk ten half drien tot aan den kruin ,
„ alwaar de hoogte eindigt. Help God!
„ help inenichen I wat openbaarde zieh
„ hier een afgryflelykevertooning, want
„denkende, hoe meenig duizentmaäl hy
„een fwarten damp na den hemel al roo-
,, kende en fmookende , als of daar pik-
„ gebrand wiert, en danweer met klaare-
,, vonken vuurs vermengt , en geheele
„ vlammen uitfpouwende , tot boven in
„de lucht toe opgefchoten , ende zom-
„tyds ftukken van rotzen, met het bin-
„nenftevan het gebergte, affcheurende,
,, uitgebraakt had, hoe hy die gezengde
„ fteenen met een hol geluid in de wol-
„ ken dede vliegen , terwyl dien diepem
„ grond zoo ftont te blaaken en te branden
n t geen het kloekfte en manmoedigfte
„hart kondoen nederzinken) zob"gaapte
„ zyn mond hier by zoo yzelyk en af-
„ gryZelyk, al even eens of hy de ganfehe
„ Landvoogdy dreigde in te flokken. Wy
„beiloten hier op met ons beide tot God
„ Almachtig weder een Gebed te doen,
„en fmeekten met een zielgekropte aan-
„ fpraak, dat hy ons weder benedenwaarts
„behouden wilden geleiden, na dat wy
„dat geene, ’t welk wy daar hadden aan
„te merken, gezien hadden. Hier op,
„ te weten, na dit Godvrugtig kortftondig
„bediyf, dronkenwy beide een zoopje,
„dat door een flaaf, die ik van yemant
,j tot myn dienft had , ons wiert Hage-
,j dragen, terwyl die van den Vaandrager-9
B A N D A. 23
„om eenige klappere haiverwegen te
„ brengen , ondertufleheh van ons ge-
jflcKeiden was.? W y zaten daar een wyl
te ruften, om , *t geen in de mond te
zien was, naaukeung af tekyken, met
„myhebbende papier, pen en inkt, om
„zoo dien verderffelyken vyand , die in
zyn boosheid t’zedert zes jaaren volhart
99heeft^ tot in zyn keel, ja , indien het
,y mogelyk was , tot in zyn ingewand
9, zelß, te leeren kenn«!. W y rigteden
s, ons dan weder op , en zagen aan die
99zyde , alwaar wy opgekomen waren,
,9 met de grootfteverwonderinge des wè-
9,relds, hoe dat een Berg, die zoo veel
„jaaren gebrand heeft, en zulke uitfte-
„ kende hoêken, toc zélé in de zee, eenige
}> roeden lang met Zÿn uitwerpinge ge-
,) maakt heeft , maar zülken ongeloofo-
„ lyke ondiepte konde hebben , dat wy
,j echter op ons gezichté fchuldig waren
„ të gelooven, maar begrepen een weinig
„ daar na gehoegzaäm de reden en oor-
„zaakj want , na de allerbefte gifling,
„ die ik maakte, was hy geen 40 vademen
9, diep, zoo dat de diepte, van daar zyn
,y lichaam begint, geen vierdepart vàn de
3, hoogte uitmaaken kan. Hier zag men
,9 aan de Noordkant, vier nevens den an-
„deren ftaande brandrotzen , yan onder
„ to t boven toe met een gelyke uitge-
3, zette breedte. Zy waren alle zeer ge-
5, kartelt, en uitgebrokkelt, ftaande in
,9 een ingetrokken halve maans rondte,
„ de twee middelfte zeer digt neverts den
,y anderen -, maar beide de buitenfte, die
9, de twee middelfte befloten, hadden een
„weinigje afftant. Dit is Voor den lezer
„aanmerkelyk , dat agter deze rotzen,
,, alwaar binnen in -fygebrarwte-i den Berg in dé uit- 4w3Hig4ieM,rgc;zleHlwui Ü, ZlCff
,, éen fcheuragtige klip opdoet, die met
„ een uitgebuiktneid allenksken rondelyk
j, inloopt, en niet. boven twee fchreden
„ vöor over fteekt, doch in zyn lengte
„m et een gekromde bogt of omloop
„draaid, beflaande, na gifling, ontrênt
„een roede lands, waar op deze vier ge-
3, melde rotzen ruften, zynde na gifling
„ by de zes vadem beneden de boven-
ftaande tuflehen deN .enO .zyde lang.
9, Haar hoogte was, na de belle overleg-
3, ginge , niet boven de twee vadem j
„doch zy hadden meeft een gelyke uit-
,, gezetheid Van twee vadem , doch in
„ haar verheventheid nog naauwelyks zoo
„veel. De rüg, of de bovenvlakte was
5, niet heel breea , waarom een redelyk
9, gebeent mansperfoon , uitgenomen de
„tw ee in ’tmiaden ftaande, haar zoude
„können beichreiden j hier agter ver-
3, toonden zieh , onder een uitgeholden
„rand , / de twee uiteinders van de af-
9, giyflelyke afgrond , als een wevers-
„ lp o el, met een allenkskens naauwer
„ende final töeloopehde. Deze is aan
„ de Ooftkant gelegen , en heeft meeft
,»geftadig na Poelo Äy , benevens over
„de Weftkant, zyne ftoffe uit'gefmeten»
„ Van däar na de Zuidzyde gaande, zoo
39 heeft men mede een allenkskens fchüi-
99nende en uitbuikende tonde rots 1, die
99 van daar , alwaar de uitgeholde rand
99 met een gelyke röndom dieploop^nde
„wyte eindigt, van onder, daar de bo-
99 ven wyte begint toe te loopert , uit-*
„fteekt, ende teVoorfchyn komt \ Van
99 hier af zoude men yemant, met een
99touw om ’t ly f gedaan, benedenwaarts
99 tot den grond der gemeene operiing
99 (Indien het door de hitte en finoo*
„ kende fwaveldampen niet belet wierd)
99 können aflaaten. W y zoüden het al*
99tans zeer gemakkelyk gepeilt hebben ^
99 zoo ons een dieploot ter hand geweeft
99 was. Dit g a t , leggende onder de
99 Ooftzyde vurt den Bferg , heeft: Zyn
„meefte werking können doen na de
99 Weftk ant, als mede na Poelö A y ,
99 werwaart het zieh gefcheurt uitftrekt,
99 benevens een gedeelte, tuflehen de Ni
99 en W . zyde , en zoo komt men dan
„ten laatlten tot dien derden afgrond,
99 dewelke mede een fchrikkelyke feheur
„ i s , zynde gelegen in ’tmidaen van de
99 diepte , en den grond van ” t boventte
9j g a t, namentlyk de holle mond , al-
99 waar hy als een uitgegraven küil zeer
99'Ichielyk naauw toe loopt. Deze af*
9, grond legt in ’t langwerpige , en be-
99 ftrykt met zyn een einde de Wett- en
99 met het ander de Ooftkant. W y zagen
99 in het zelve als in een dikke duilleren
99 onderaardfehen ku il, zynde een zber
99 naar gezicht. Dezen afgrond kan zyn
W'.-kant^
99 en ook lynrecht in de lucht , *t welk
9» men zoo menigmaal by ervaarentheid
99 gezien heeft , dat een atgryzelyken
99 aiehdamp, met gloejende fteenen ver-
99 mengt, zieh veeltyds in het midden
99der mondopeningevertoont heeft, met
99 fpitze iwarte dam pen en tippen, op de
99 wyze van een piramide uitlehietende,
39 welk fatfoen hy van die gefcheurde af-
,9 grond , voorwaarts tuflehen döor de
39 rook, met een fchielyken uitfehietende
35 drift heenen gegaan en gedrongen zyn-
„ d e , ontfangen heeft.
,9 Hy kan zeer weinig fteenen na de
9, N . kant overfmyten, oindathy (gelyk
„ hier even te vooren gezegt is) met zyn
99een einde aan de W.kant, en met het
9,ander tegen de O. kant legt, waarom
,> de fteenen uit den afgrond juift zeer net
„fchuins tuflehen de breedte van de
„icheur moeten heenen vliegen, ’twelk
„n iet als by een zeer enkel geval ge-
„ fchieden kan , alzoo zy noodzaaketyk
„tegen den eeneh o f den anderen kant
„van